Publiek toezicht op bedrijfsrevisoren: betere internationale samenwerking en verduidelijking beroepsgeheim
Een onderdaan van een EU-lidstaat of van een EER-lidstaat die in België bedrijfsrevisor wil worden, moet momenteel in ons land een vestiging hebben. Dit in de veronderstelling dat deze onderdaan zijn woonplaats niet in België heeft. De wet van 12 maart 2012 schaft deze verplichting af. Bovendien verduidelijkt ze het beroepsgeheim van de toezichtsorganen en legt ze de voorwaarden vast om ervan te kunnen afwijken. Daarnaarst optimaliseert ze de samenwerking met de toezichtsorganen van andere lidstaten door bv. vertrouwelijke informatie aan hen mee te delen. De wet van 12 maart 2012 zet hiermee een deel van de auditrichtlijn om in Belgisch recht.
Geen verplichte vestiging meer in België
Momenteel moet een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) die in België bedrijfsrevisor wil worden, in ons land een vestiging hebben. Dit in de veronderstelling dat deze onderdaan zijn woonplaats niet in België heeft.
Vanaf 1 april 2012 geldt deze verplichting niet meer (wijziging art. 5, eerste lid, 1° wet van 22 juli 1953).
Voortaan kan de Raad van het IBR de hoedanigheid van bedrijfsrevisor toekennen aan een onderdaan van een EU-lidstaat of een EER-lidstaat die beschikt over een vestiging in een EU-lidstaat of een EER-lidstaat, of die zijn vestiging in België heeft.
Doordat de lidstaten nu samenwerken en vertrouwelijke informatie kunnen krijgen van andere lidstaten, was deze verplichting niet langer gerechtvaardigd. Bovendien meende de Europese Commissie dat deze eis in strijd was met artikel 49 van het EG-Verdrag over de vrije dienstverlening.
Beroepsgeheim IBR
Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) deelt voortaan aan de organen van publiek toezicht elke informatie mee, inclusief de vertrouwelijke, die deze organen vragen voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten. Deze organen mogen de ontvangen informatie enkel gebruiken voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten (wijziging art. 35, § 2 wet van 22 juli 1953).
De ?organen van publiek toezicht' zijn:
de minister van Economie;
de Procureur-generaal;
de Kamer van verwijzing en instaatstelling;
de Hoge Raad voor Economische Beroepen (HREB), en
het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris en de tuchtinstanties.
Daarnaast deelt het IBR voortaan aan de Autoriteit voor Financiële Diensten
en Markten (FSMA) of aan de Nationale Bank van België (NBB) elke informatie mee die nuttig is voor de uitoefening van hun bevoegdheden (nieuwe §4/1, art. 35 wet van 22 juli 1953).
Beroepsgeheim ?organen van publiek toezicht'
De procureur-generaal, de kamer van verwijzing en instaatstelling en de tuchtinstanties moeten zich uitspreken over individuele beslissingen inzake publiek toezicht. Zij zijn onderworpen aan het beroepsgeheim (art. 458 SW). Dat beroepsgeheim geldt ook voor de personen die bij hen werken of hebben gewerkt.
Het beroepsgeheim geldt ook voor de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (HREB), maar enkel voor zijn opdracht op het vlak van nationale of internationale samenwerking (hoofdstuk IX wet van 22 juli 1953) en voor zijn taken na het ontslag van een commissaris tijdens zijn opdracht (art. 135, § 2 W.Venn.). Het beroepsgeheim geldt ook voor de personen die bij de HREB werken of hebben gewerkt, voor zover zij activiteiten uitoefenen in dit kader.
De organen van publiek toezicht mogen de informatie die onder het beroepsgeheim valt aan geen enkele andere persoon of autoriteit openbaar maken, behalve wanneer dit voorzien is door een wet.
De organen van publiek toezicht wisselen niet alleen onderling vertrouwelijke informatie uit, maar ook met de bevoegde autoriteiten van andere EU-lidstaten of van derde landen. Deze uitwisseling moet gebeuren volgens de voorwaarden bepaald in hoofdstuk IX ?Nationale en internationale samenwerking' van de wet van 22 juli 1953.
De organen van publiek toezicht mogen vertrouwelijke informatie die ze ontvangen in het kader van de opdrachten die hen zijn toevertrouwd door of
krachtens de wet van 22 juli 1953, meedelen aan het IBR. Dit voor zover deze
informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van de opdrachten van het IBR.
HREB contactpunt voor internationale samenwerking
De Hoge Raad voor de Economische Beroepen staat al in voor de nationale samenwerking tussen de organen van publiek toezicht. Voortaan is de HREB ook het contactpunt voor de samenwerking tussen de stelsels van publiek toezicht van de EU-lidstaten en van derde landen.
De samenwerking heeft geen betrekking op de gerechtelijke strafdossiers in opsporingsonderzoek of onderzoek.
(wijziging art. 77, § 1 wet van 22 juli 1953)
Nationale samenwerking
De organen van publiek toezicht werken samen wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun wettelijke opdrachten. Deze organen verlenen onderling assistentie. Ze wisselen informatie uit en werken samen bij onderzoeken in verband met de wettelijke controles van de jaarrekening (onder voorbehoud van de bepalingen van het Wetboek van strafvordering).
De Koning kan bijkomende voorwaarden bepalen van nationale samenwerking.
(nieuw art. 77bis wet van 22 juli 1953)
Samenwerking met andere EU-lidstaten
De organen van publiek toezicht werken samen met de bevoegde autoriteiten van andere EU-lidstaten wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun respectieve opdrachten inzake publiek toezicht. Deze autoriteiten verlenen onderling assistentie. Ze wisselen informatie uit en werken samen bij onderzoeken m.b.t. de wettelijke controles van jaarrekeningen. Deze samenwerking vindt plaats onverminderd de door de Europese Commissie aangenomen maatregelen over de procedures inzake de uitwisseling van informatie en de modaliteiten van grensoverschrijdende onderzoeken.
(nieuw art. 77ter wet van 22 juli 1953)
Indien een bevoegde autoriteit van een andere EU-lidstaat hen daarom verzoekt, bezorgen de organen van publiek toezicht hen zonder onnodige vertraging de informatie die zij bezitten of ontvangen bij de uitoefening van opdrachten of die hen door of krachtens de wet van 22 juli 1953 zijn toevertrouwd.
Indien nodig, stelt het aangezochte orgaan van publiek toezicht zonder onnodige vertraging de maatregelen vast die nodig zijn om de gevraagde informatie te verzamelen.
Deze overgemaakte informatie mag aan geen enkele autoriteit of persoon openbaar worden gemaakt zonder expliciete toestemming van het orgaan van publiek toezicht dat de informatie heeft overgemaakt. Dit behalve wanneer deze openbaarmaking vereist is door de wetgeving, regelgeving of administratieve procedures van een andere lidstaat.
(nieuw art. 77quater wet van 22 juli 1953)
Indien een bevoegde autoriteit van een andere EU-lidstaat hen daarom verzoekt, verrichten de organen van publiek toezicht onderzoeken (of laten ze onderzoeken verrichten) in België. Het personeel van de buitenlandse autoriteit kan deelnemen aan het onderzoek.
Het onderzoek wordt volledig verricht onder de eindverantwoordelijkheid
van de Belgische bevoegde autoriteiten.
(nieuw art. 77quinquies wet van 22 juli 1953)
De organen van publiek toezicht kunnen een verzoek om informatie of samenwerking van een bevoegde autoriteit van een andere EU-lidstaat weigeren indien:
dit verzoek gevaar zou kunnen opleveren voor de Belgische soevereiniteit, nationale veiligheid of openbare orde, of
voor dezelfde handelingen en tegen dezelfde personen bedoeld in het verzoek in België al een gerechtelijke procedure ( incl. een strafrechtelijke) is ingesteld, of
voor dezelfde personen en dezelfde handelingen bedoeld in het verzoek een beslissing van de Belgische bevoegde autoriteiten in kracht van gewijsde is gegaan, of
de autoriteit en de personen die er werken of hebben gewerkt, niet onderworpen zijn aan een gelijkwaardig beroepsgeheim als hetgene dat geldt voor het orgaan van publiek toezicht, of
de informatie niet vereist is voor de uitoefening van een opdracht van publiek toezicht.
(nieuw art. 77sexies wet van 22 juli 1953)
Ieder orgaan van publiek toezicht kan aan de bevoegde autoriteit van een andere EU-lidstaat vragen om informatie over te maken of deel te nemen aan een onderzoek op het grondgebied van een andere lidstaat.
Onverminderd zijn verplichtingen in het kader van een gerechtelijke procedure mag een orgaan van publiek toezicht:
de informatie die het van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ontvangt, uitsluitend gebruiken voor de uitoefening van zijn opdrachten, en in het kader van bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van deze opdrachten verband houden;
deze informatie bezorgen aan een andere autoriteit na toestemming van de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat.
(nieuw art. 77septies wet van 22 juli 1953)
Wanneer een orgaan van publiek toezicht vaststelt dat er op het grondgebied van een andere EU-lidstaat handelingen werden uitgevoerd die strijdig zijn met de wet van 22 juli 1953, dan meldt het dit aan de bevoegde autoriteit van deze andere lidstaat.
Wanneer een orgaan van publiek toezicht op de hoogte wordt gebracht door een andere lidstaat van handelingen die werden uitgevoerd die strijdig zijn met de reglementen die gelden voor wettelijke auditors of met de regels die gelden voor de wettelijke controle van jaarrekeningen, neemt het de nodige maatregelen. Het orgaan brengt de lidstaat op de hoogte van het definitieve resultaat en, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen.
(nieuw art. 77octies wet van 22 juli 1953)
De Koning kan de specifieke voorwaarden voor samenwerking met de andere EU-lidstaten bepalen, overeenkomstig de auditrichtlijn.
Samenwerking met derde landen
Een bevoegd orgaan van publiek toezicht dat aangewezen is door de Koning bezorgt op verzoek van een bevoegde autoriteit van een derde land enkel controle- of andere documenten die in het bezit zijn van bedrijfsrevisoren, als alle volgende voorwaarden vervuld zijn:
deze controle- of andere documenten hebben betrekking op wettelijke controles bij ondernemingen die effecten hebben uitgegeven in het derde land of die deel uitmaken van een groep waarvan de geconsolideerde jaarrekening moet gecontroleerd worden in dat derde land;
deze overdracht is noodzakelijk voor de vervulling van de opdracht van publiek toezicht, onderzoeken of kwaliteitscontrole die gelijkwaardig verklaard zijn volgens artikel 46, § 2 van de auditrichtlijn van de bevoegde autoriteit van het derde land;
deze autoriteit voldoet aan eisen die de Europese Commissie adequaat heeft verklaard (art. 47, § 3 auditrichtlijn);
de overdracht van persoonsgegevens gebeurt volgens de wet van 8 december 1992;
de autoriteit of de personen die de informatie ontvangen in het derde land zijn onderworpen aan gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim als deze van toepassing op het bevoegde orgaan van publiek toezicht;
een overeenkomst op basis van wederkerigheid inzake de werkregelingen is gesloten tussen de door de Koning aangewezen organen en deze autoriteit.
De organen van publiek toezicht kunnen het verzoek van de bevoegde autoriteit van een derde land weigeren als:
de verstrekking van de documenten de soevereiniteit, de nationale veiligheid of de openbare orde van België of van de andere EU-lidstaten kan aantasten;
in België voor dezelfde handelingen en tegen dezelfde personen als deze bedoeld in het verzoek, al een gerechtelijke procedure (incl. een strafrechtelijke) is ingeleid;
een beslissing van de Belgische bevoegde autoriteiten voor dezelfde handelingen en tegen dezelfde personen als deze bedoeld in het verzoek in kracht van gewijsde is gegaan;
de hierboven vermelde voorwaarden niet zijn gerespecteerd.
De Koning bepaalt de specifieke voorwaarden van samenwerking met de derde landen.
Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren, de stagiairs en de personen voor wie ze instaan. Buiten de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht waarin artikel 79 van de wet van 22 juli 1953 voorziet, geldt deze plicht ook niet voor de overdracht van informatie, waaronder vertrouwelijke, gevraagd door een orgaan van publiek toezicht in het kader van zijn opdrachten en van de nationale en internationale samenwerking.
(nieuw punt f), § 1, art. 79, wet van 22 juli 1953)
In werking
De wet van 12 maart 2012 treedt in werking op 1 april 2012, tien dagen na haar publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Bron: Wet van 12 maart 2012 tot wijziging van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007, BS 22 maart 2012, 17.725.
Zie ook:
? Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, Pb.L. 9 juni 2006, afl. 157, 87-107 (auditrichtlijn).
? Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007, BS 24 mei 2007; Err. BS 10 juli 2007.