Behandeling beëindigingsvergoeding bij toelating tot werkloosheidsuitkeringen

Het Werkloosheidsbesluit van 25 november 1991 bepaalt dat de werkloze onvrijwillig zonder arbeid en zonder loon moet zijn om uitkeringen te kunnen genieten. Het besluit somt daarbij op wat hier beschouwd wordt als arbeid en loon.

Zo wordt onder andere de vergoeding waarop de werknemer aanspraak kan maken bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst als loon beschouwd, met uitzondering van de vergoeding wegens morele schade en de vergoeding die toegekend wordt ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering.

Een KB van 21 mei 2013 voegt daar nu aan toe dat deze vergoeding geacht wordt een aantal maanden te dekken. Het door de werkgever verschuldigde bedrag wordt namelijk gedeeld door het normale loon waarop de werknemer recht zou hebben voor een tewerkstelling gedurende één maand. Dit exclusief:

het bedrag dat in voorkomend geval toegekend wordt aan de werknemer in toepassing van de wetgeving inzake jaarlijkse vakantie; en

het bedrag dat betrekking heeft op een eindejaarspremie.

Het resultaat wordt geproportioneerd indien het bedrag betrekking heeft op een periode waarvoor de werknemer normaal recht zou gehad hebben op een aantal uitkeringen, indien de arbeidsovereenkomst niet beëindigd zou zijn. Het gaat om volgende gevallen:

een onderbrekingsuitkering bij een vermindering van de arbeidsprestaties, voor zover de vergoeding die aan de werknemer verschuldigd is, niet werd berekend op het loon dat vooraf gaat aan de vermindering;

de deeltijdse werknemer met behoud van rechten die een inkomensgarantie-uitkering geniet;

de vrijwillig deeltijdse werknemer die gedurende de werkhervatting verder gerechtigd is op een beperkt aantal halve uitkeringen;

de deeltijdse werknemer (KB van 30 juli 1994, halftijds brugpensioen).

Bij een proportionele berekening wordt het resultaat vermenigvuldigd met de tewerkstellingsbreuk of een extra factor. De formules komen uitgebreid aan bod in het KB van 21 mei 2013.

Deze aanvulling van het Werkloosheidsbesluit treedt retroactief in werking op 1 april 2013.

Bron: Koninklijk besluit van 21 mei 2013 tot wijziging van artikel 46 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, BS 31 mei 2013

Zie ook:
Koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, BS 31 december 1991 (Werkloosheidsbesluit)