Grondwettelijk Hof vernietigt rolrecht van Raad voor Vergunningsbetwistingen
De Vlaamse decreetgever moet tegen het einde van het jaar nieuwe regels geformuleerd hebben voor het rolrecht dat geheven wordt bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Anders is er geen wettelijke basis meer voor heffing van een dergelijk recht. Dat besliste het Grondwettelijk Hof op 13 juni jongstleden.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) bepaalt in haar artikel 4.8.13 dat de indiener van een verzoekschrift bij de Raad voor Vergunnningsbetwistingen, een rolrecht verschuldigd is. De decreetgever wil zo willekeurige beroepen tegengaan. Het bedrag van het rolrecht, de vervaltermijn, de modaliteiten van betaling, en de vrijstellingen worden door de Vlaamse regering bepaald, aldus hetzelfde artikel.
De Vlaamse regering regelde het rolrecht met een besluit van 13 juli 2012. Daarin staat dat het rolrecht voor een verzoek tot vernietiging 175 euro bedraagt. Voor een verzoek tot schorsing, 100 euro, en voor een verzoek tot tussenkomst in een vernietigings- of schorsingszaak, eveneens 100 euro. Die bedragen worden om de 5 jaar aangepast.
Blijkbaar is die bepaling niet in goede aarde gevallen in het Antwerpse, want niet minder dan 46 Schotenaars, Kapellenaars en Berchemnaars dienden een verzoek tot vernietiging in bij het Grondwettelijk Hof. Gedeeltelijk omdat het rolrecht de toegang tot de rechter zou beperken.
Zij voerden aan dat een rolrecht, een belasting is. Het is immers geen vergoeding voor een dienst (aangezien het proces nog moet beginnen bij de neerlegging van het verzoekschrift). Belastingen moeten volgens de Grondwet geregeld worden in een wet of decreet. Dat betekent niet dat de wetgever of decreetgever élk aspect van de belasting of vrijstelling zelf moet regelen, maar wel dat hij op zijn minst de essentiële elementen van de belasting moet vastleggen. En dat zijn:
de aanwijzing van de belastingplichtigen;
de belastbare materie;
de heffingsgrondslag;
de aanslagvoet; en
de eventuele belastingvrijstellingen.
Daarvan vinden we niets terug in artikel 4.8.13, dat enkel bepaalt dat er een rolrecht wordt geheven en dat alle modaliteiten overlaat aan de Vlaamse regering.
Het Grondwettelijk Hof kan dan ook niet anders dan vaststellen dat artikel 4.8.13 van het VCRO de Grondwet schendt, omdat het artikel niet de essentiële elementen vaststelt van een belasting. Het Hof vernietigt dan ook artikel 5 van het decreet van 6 juli 2012, dat artikel 4.8.13 in de VCRO invoegde.
De vernietiging zou er normaal gezien toe leiden dat al wie een verzoekschrift indiende bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het rolrecht mag terugeisen. Maar om de budgettaire en administratieve gevolgen van zijn arrest enigszins te beperken, besliste het Hof dat de gevolgen van de vernietigde bepaling gehandhaafd blijven tot het einde van het jaar. Is er tegen dan geen decretale basis, dan krijgt de vernietiging toch nog uitwerking.
Bron: ? GwH 13 juni 2013, 85/2013.
Bron: ? Decreet van 6 juli 2012 houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft, BS 24 augustus 2012 (art. 5 van het decreet van 6 juli 2012 houdende invoering van een artikel 4.8.13 in de VCRO).