Aanvullende vakantie uitgebreid tot deeltijdse werknemers
De 'aanvullende vakantie aan het begin of bij de hervatting van de activiteit', ook wel de Europese aanvullende vakantie genoemd, waarborgt vakantierechten voor wie pas aan de slag gaat of na een lange periode opnieuw begint te werken.
Die regeling wordt nu met ingang van 1 januari 2013 uitgebreid tot deeltijdse werknemers die hun arbeidstijd verhogen.
Uitbreiding
De regeling voor de aanvullende vakantie is in werking getreden op 1 april 2012 en was voor het eerst van toepassing op de vakantie die in 2012 werd opgenomen. Het was al langer de bedoeling om het stelsel uit te breiden tot deeltijdse werknemers die opnieuw meer willen werken.
De Nationale Arbeidsraad (NAR) had een gunstig advies uitgebracht over een ontwerptekst, maar de sociale partners hadden wel een paar opmerkingen. Die problemen zijn nu van de baan. Het resultaat is een KB van 30 augustus 2013.
Aanvatten van activiteit
Concreet betekent dit dat het 'aanvatten van een activiteit' voortaan anders omschreven wordt, namelijk als:
?de situatie van een werknemer die voor het eerst wordt tewerkgesteld bij een of meerdere werkgevers in het algemeen werknemersstelsel, en dat
tot wanneer de werknemer 4 weken vakantie heeft kunnen genieten in verhouding tot zijn arbeidsstelsel op het tijdstip waarop hij zijn vakantiedagen opneemt?.
Voordien was de omschrijving beperkt tot iedere activiteit van een werknemer die nooit geheel of gedeeltelijk onderworpen is geweest aan de Jaarlijkse Vakantiewet tijdens het vakantiedienstjaar. Nu is die omschrijving dus meer gepreciseerd.
En het wijzigings-KB bepaalt dat de aanvatting van een activiteit loopt tot het einde van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanvatting heeft plaatsgevonden. Ook de hervatting van een activiteit loopt tot het einde van het jaar dat volgt op het jaar van de hervatting.
Hervatten van activiteit
Het KB van 30 augustus 2013 bepaalt expliciet dat volgende werknemers voortaan beschouwd worden als een werknemer die een activiteit hervat:
1/ De deeltijdse werknemer die overschakelt naar een voltijds arbeidsstelsel tijdens het vakantiejaar.
2/ De deeltijdse werknemer die, tijdens het vakantiejaar, zijn arbeidsstelsel verhoogt met minstens 20% van een voltijds arbeidsstelsel ten opzichte van het gemiddelde van zijn arbeidsstelsel(s) tijdens het vakantiedienstjaar.
Deze regel geldt voor de toegang tot het stelsel van de aanvullende vakantie van de werknemers voor wie de berekening van de duur van de vakantie ten opzichte van hun arbeidsstelsel tijdens het vakantiedienstjaar leidt tot een tekort van minstens 4 dagen vakantie om aanspraak te kunnen maken op 4 weken vakantie! Dat is de ondergrens.
Het nieuwe KB stelt expliciet dat de wettelijke vakantie maximum 4 weken bedraagt.
Vakantiewetgeving
De Belgische private vakantiewetgeving voorziet in 4 weken vakantie met vakantiegeld. Werknemers bouwen hun vakantiedagen op in het vakantiedienstjaar en nemen ze op in het daaropvolgende jaar. Dat is het vakantiejaar. Wie in een bepaald jaar niet gewerkt had, bouwde niets op en had dus ook geen recht op vakantie in het daaropvolgende jaar.
De Europese Commissie heeft geoordeeld dat dit in strijd is met de Arbeidsrichtlijn 2003/88. Europa stelt dat álle werknemers jaarlijks recht hebben op minstens 4 weken vakantie met behoud van loon. En dus moest België zijn vakantiewetgeving aanpassen.
Dat is gebeurd met de wet houdende diverse bepalingen (I) van 29 maart 2012. Die wet bevat de juridische basis voor een bijkomend recht op vakantie. Dat recht op aanvullende vakantie is later verder uitgewerkt in een KB van 19 juni 2012 dat de uitvoeringsbepalingen bij de Jaarlijkse Vakantiewet aangevuld heeft.
Nu wordt die bijkomende vakantieregeling uitgebreid. En dus is het logisch dat men diezelfde uitvoeringsbepalingen opnieuw aangevuld heeft.
4 weken vakantie
Door de aanvulling wordt het recht op 4 weken vakantie gegarandeerd voor werknemers die hun arbeidstijd verhogen. De regeling van de aanvullende vakantie is immers voortaan op hen van toepassing.
Werknemers die op dit moment overstappen van deeltijdse naar voltijdse arbeid, of hun arbeidstijd verhogen, hebben maar recht op een beperkt aantal dagen betaalde vakantie. Dit in verhouding tot hun deeltijdse betrekking tijdens het vakantiedienstjaar. En dat strookte dus niet met de Arbeidstijdrichtlijn 2003/88 ...
Let op! Het systeem van de aanvullende vakantie is een aanvulling op het gewone vakantiestelsel. De werknemer hoeft dus geen keuze te maken. Hij kan de aanvullende vakantie opnemen, maar dat is geen verplichting. Er zijn 3 basisvoorwaarden:
De werknemer heeft een activiteit in dienst van een of meerdere werkgevers aangevat of hervat.
De werknemer heeft een ?aanloopperiode? doorlopen.
De werknemer heeft zijn ?gewone? wettelijke vakantiedagen opgebruikt.
Bron: Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot wijziging van artikel 3bis van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, wat het stelsel van de aanvullende vakantie betreft, BS 13 september 2013
Zie ook:
? Nationale Arbeidsraad, advies nr. 1.853 van 28 mei 2013, ?Jaarlijkse vakantie?
? Gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, 30 september 1971 (art. 17bis van de Jaarlijkse Vakantiewet)
? Wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen (I), BS 30 maart 2012 (art. 57-58 WDB I)
? Koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, BS 6 april 1967