Aanvullende vakantie uitgebreid tot alle vormen van ouderschapsverlof

De 'aanvullende vakantie aan het begin of bij de hervatting van de activiteit', ook wel de Europese aanvullende vakantie genoemd, waarborgt vakantierechten voor wie pas aan de slag gaat of na een lange periode opnieuw begint te werken.

Die regeling wordt nu met ingang van 1 april 2012 uitgebreid tot alle gevallen van ouderschapsverlof. Eerder was de regeling ook al opengesteld voor deeltijdse werknemers die hun arbeidstijd verhogen.

Ouderschapsverlof

De regeling voor de aanvullende vakantie is in werking getreden op 1 april 2012 en was voor het eerst van toepassing op de vakantie die in 2012 werd opgenomen. Het was al langer de bedoeling om het stelsel uit te breiden tot deeltijdse werknemers die opnieuw meer willen werken. De Nationale Arbeidsraad (NAR) had daarover een gunstig advies uitgebracht. Dat is vertaald naar een KB van 30 augustus 2013 dat op 13 september in het Staatsblad verschenen is.

Ook na deeltijds ouderschapsverlof moest er een recht op aanvullende vakantie ontstaan. Die laatste etappe resulteert nu in een nieuw KB van 30 augustus 2013. Dat KB zorgt ervoor dat de regeling voor de aanvullende vakantie met ingang van 1 april 2012 uitgebreid wordt tot de werknemers die ouderschapsverlof nemen, en dat ongeacht de regeling waarin het verlof wordt opgenomen!

Om die ingreep te verantwoorden, verwijst men in het bijhorend verslag aan de Koning naar de herziene raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof. Het nieuwe KB van 30 augustus 2013 brengt het Belgisch recht namelijk in overeenstemming met Richtlijn 2010/18 die die herziene raamovereenkomst uitvoert.

Europa waarborgt de rechten van de werknemer. De op de datum van ingang van het ouderschapsverlof door de werknemer verworven rechten of rechten in wording, moeten namelijk ongewijzigd blijven tot het einde van het ouderschapsverlof.

Hervatten van activiteit

Concreet betekent dit dat het 'hervatten van een activiteit' voortaan ook iedere activiteit omvat van een werknemer die, vóór het hervatten van de activiteit, bedoeld was 'in artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan'.

Met andere woorden: het lijstje met verwijzingen naar de werkloosheidsreglementering en de ZIV-reglementering wordt aangevuld met een verwijzing naar de regels voor ouderschapsverlof.

Het voltijds ouderschapsverlof wordt sinds 1 april 2012 al beschouwd als het hervatten van een activiteit. Daarvoor kon men terugvallen op artikel 46, § 1, van het KB van 30 maart 1967. Die bepaling bevat uitvoeringsmodaliteiten bij de Jaarlijkse Vakantiewet, en staat al op het lijstje met 'hervattingen van activiteit'.

De aanvulling van dit lijstje zorgt er dus voor dat voortaan een recht op aanvullende vakantie wordt toegekend na een onderbreking door deeltijds ouderschapsverlof. Het recht op de aanvullende vakantie wordt toegekend naar aanleiding van een deeltijds of voltijds ouderschapsverlof.

Vakantiewetgeving

De Belgische private vakantiewetgeving voorziet in 4 weken vakantie met vakantiegeld. Werknemers bouwen hun vakantiedagen op in het vakantiedienstjaar en nemen ze op in het daaropvolgende jaar. Dat is het vakantiejaar. Wie in een bepaald jaar niet gewerkt had, bouwde niets op en had dus ook geen recht op vakantie in het daaropvolgende jaar.

De Europese Commissie heeft geoordeeld dat dit in strijd is met de Arbeidsrichtlijn 2003/88. Europa stelt dat álle werknemers jaarlijks recht hebben op minstens 4 weken vakantie met behoud van loon. En dus moest België zijn vakantiewetgeving aanpassen.

Dat is gebeurd met de wet houdende diverse bepalingen (I) van 29 maart 2012. Die wet bevat de juridische basis voor een bijkomend recht op vakantie. Dat recht op aanvullende vakantie is later verder uitgewerkt in een KB van 19 juni 2012 dat de uitvoeringsbepalingen bij de Jaarlijkse Vakantiewet aangevuld heeft.

Nu wordt die bijkomende vakantieregeling verder uitgebreid. Een dus is logisch dat men diezelfde uitvoeringsbepalingen opnieuw aanvult. Dat was ook al het geval bij de uitbreiding van de aanvullende vakantieregeling tot deeltijdse werknemers.

Let op! Het systeem van de aanvullende vakantie is een aanvulling op het gewone vakantiestelsel. De werknemer hoeft dus geen keuze te maken. Hij kan de aanvullende vakantie opnemen, maar dat is geen verplichting. Er zijn 3 basisvoorwaarden:

De werknemer heeft een activiteit in dienst van een of meerdere werkgevers aangevat of hervat.

De werknemer heeft een ?aanloopperiode? doorlopen.

De werknemer heeft zijn ?gewone? wettelijke vakantiedagen opgebruikt.

In werking

Het nieuwe KB van 30 augustus 2013 treedt retroactief in werking op 1 april 2012. Die terugwerkende kracht wordt gerechtvaardigd door in het bijhorende verslag uitdrukkelijk te vermelden dat men in dit KB voordelen toekent op grond van het principe van de gelijke behandeling.

De inwerkingtreding op 1 april 2012 is noodzakelijk om werknemers die een activiteit hebben hervat na een periode van deeltijds ouderschapsverlof, in de loop van het jaar 2012, toe te laten om aanvullende vakantie te nemen tijdens het jaar 2013.

Let wel, de uitbreiding van de regeling van de bijkomende vakantie tot deeltijdse werknemers treedt ook retroactief in werking, maar dan op 1 januari 2013.

Bron: Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 houdende wijziging van artikel 3bis van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, wat het ouderschapsverlof betreft, BS 17 september 2013

Zie ook:
? Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot wijziging van artikel 3bis van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, wat het stelsel van de aanvullende vakantie betreft, BS 13 september 2013
? Nationale Arbeidsraad, advies nr. 1.853 van 28 mei 2013, ?Jaarlijkse vakantie?
? Gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, BS 30 september 1971 (art. 17bis van de Jaarlijkse Vakantiewet)
? Wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen (I), BS 30 maart 2012 (art. 57-58 WDB I)
? Koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, BS 6 april 1967