Gerechtelijk parcours, bestuurlijk parcours én minnelijke schikking voor alle waardevolle onroerende goederen (Onroerenderfgoeddecreet)
Tot nu had elke vorm van onroerend erfgoed een eigen handhavingssysteem, met andere instrumenten en andere procedures. Het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet brengt daar eenheid in. Het decreet haalt zijn inspiratie grotendeels uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en uit het DABM, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
Het principe dat onroerende goederen met erfgoedwaarde maximaal hersteld moeten worden, blijft, maar de overtreder kan voortaan gedwongen worden om het aandeel 'onherstelbare schade' financieel te vergoeden.
Naast de gerechtelijke handhaving, wordt een volledig parcours van bestuurlijke handhaving opgezet, met nieuwe rechtsinstrumenten, zoals de bestuurlijke dwang en de last onder dwangsom.
En er wordt een systeem van minnelijke schikking ingevoerd voor een snelle afwikkeling van het schadeverhaal, los van de schuldvraag.
Tot slot worden derden beter geïnformeerd doordat dagvaardingen wegens onroerendgoedmisdrijven, herstelvorderingen of minnelijke schikkingen worden ingeschreven op het hypotheekkantoor en die vermeldingen worden overgenomen in de overdrachtsakten.
Planmatige aanpak
De Vlaamse regering zal de handhavingsprioriteiten op het vlak van onroerend erfgoed samenbrengen in een handhavingsprogramma. In tegenstelling tot veel andere beleidsprogramma's, die om de 5 à 6 jaar worden aangepast, zal het onroerenderfgoedhandhavingsprogramma van kracht blijven tot de regering het wijzigt.
Het departement RWO zal de opvolging van de prioriteiten jaarlijks evalueren in een handhavingsrapport. Dat rapport brengt onder meer verslag uit over het inzetten van de verschillende handhavingsinstrumenten, het seponeringsbeleid van het Openbaar Ministerie, en de beroepen tegen de administratiefrechtelijke beslissingen.
Het handhavingsbeleid zelf valt uiteen in een preventief luik - waar raadgeving en aanmaning centraal staan - en een curatief luik, met sancties dus.
Raadgeving en aanmaning
Als een bevoegd persoon, zoals een erfgoedconsulent, vaststelt dat een onroerenderfgoedinbreuk of onroerenderfgoedmisdrijf zich dreigt voor te doen, kan die persoon alle raadgevingen geven die hij nodig acht om de inbreuk of het misdrijf te voorkomen.
Als diezelfde persoon tijdens de uitoefening van zijn taken, een inbreuk of misdrijf vaststelt, kan hij de vermoedelijke overtreder en eventuele andere betrokkenen aanmanen om maatregelen te nemen om de inbreuk of het misdrijf te beëindigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken, en herhaling ervan te voorkomen.
De aanmaning wordt schriftelijke bevestigd. Als de betrokkenen, de gevraagde maatregelen niet nemen binnen de voorgestelde termijn, moet de erfgoedconsulent of andere bevoegde persoon, het dossier overmaken aan ?de Inspecteur Onroerend Erfgoed? (lees: het Agentschap Inspectie RWO).
Exclusieve bestuurlijke geldboete
Inbreuken worden administratiefrechtelijk afgehandeld door de Inspecteur Onroerend Erfgoed met een zogenaamde 'exclusieve bestuurlijke geldboete'. Het gaat hier in hoofdzaak om administratieve tekortkomingen, die geen rechtstreekse schade aanbrengen aan erfgoedwaarden.
De exclusieve bestuurlijke boete kan oplopen tot 10.000 euro, maal opdeciemen (d.i. x 6).
Als een archeoloog geen archeologienota bezorgt aan het Agentschap Onroerend Erfgoed, begaat hij bijvoorbeeld een inbreuk. Hetzelfde geldt voor de eigenaar die een geïnventariseerd goed verkoopt zonder de koper op de hoogte te brengen van de inventarisatie. Alle inbreuken worden limitatief opgesomd in het Onroerenderfgoeddecreet (art. 11.2.4, §1 OED).
Een schending van de plicht tot zorg voor de erfgoedwaarde van een erfgoedlandschap wordt eveneens beschouwd als een inbreuk, maar geeft géén aanleiding tot het heffen van een exclusieve bestuurlijke geldboete. De inbreuk kan wel leiden tot het opleggen van herstelmaatregelen.
Bij een exclusieve bestuurlijke geldboete kan de overtreder uitstel van tenuitvoerlegging vragen gedurende ten hoogste 3 jaar.
Strafsancties
Wie een misdrijf begaat, wordt voor de strafrechter gebracht. Onroerenderfgoedmisdrijven onderscheiden zich van onroerenderfgoedinbreuken door de ernst van de overtreding en het potentieel schadeverwekkend karakter ervan.
De dader riskeert een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar, of een geldboete van 26 tot 400.000 euro, of een combinatie van beide straffen.
De persoon die een geïnventariseerd bouwkundig erfgoed sloopt zonder sloopvergunning, begaat bijvoorbeeld een misdrijf. Hetzelfde geldt voor de zakelijkrechthouder die een beschermd onroerend goed niet onderhoudt of in stand houdt. Zelfs het niet-aangeven van een toevalsvondst wordt gekwalificeerd als een misdrijf. De onroerenderfgoedmisdrijven worden eveneens limitatief opgesomd in het Onroerenderfgoeddecreet (art. 11.2.2, eerste lid, 1°-8° en 11° OED).
Bij herhaling van de feiten binnen de 2 jaar bestaat de straf uit een gevangenisstraf van ten minste 15 dagen, een geldboete van ten minste 2.000 euro, of beide straffen samen.
Een dagvaarding is maar ontvankelijk na overschrijving ervan in de registers van het hypotheekkantoor van het gebied waar de goederen liggen. De einduitspraak wordt eveneens vermeld.
Alternatieve bestuurlijke boete
In een beperkt aantal gevallen moet de procureur des Konings binnen de 180 dagen beslissen of hij al dan niet tot strafvervolging overgaat. Die termijn kan met 180 dagen verlengd worden. Beslist de procureur om het misdrijf niet voor de strafrechter te brengen of laat hij de termijn zonder meer verstrijken, dan kan de Inspecteur Onroerend erfgoed nog altijd beslissen om zelf een zogenaamde 'alternatieve bestuurlijke geldboete' op te leggen.
Alternatieve bestuurlijke geldboetes kunnen echter alleen maar opgelegd worden bij het doorbreken van een stakingsbevel en bij het onrechtmatig gebruiken van een metaaldetector (art. 11.2.2, eerste lid, 9°-10° OED).
Als deze misdrijven behandeld worden door de strafrechter, kunnen zij gesanctioneerd worden met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar, een geldboete van 26 tot 400.000 euro, of een combinatie van beide straffen. Als er niet strafrechtelijk vervolgd wordt, kan de Inspecteur Onroerend Erfgoed een alternatieve bestuurlijke geldboete opleggen van maximaal 50.000 euro, maal opdeciemen; dus van maximaal 300.000 euro.
Bij een alternatieve bestuurlijke geldboete kan de overtreder uitstel van tenuitvoerlegging krijgen gedurende ten hoogste 3 jaar.
Herstelmaatregelen
Naast de straf, beveelt de rechtbank - op vordering van de Inspecteur Onroerend Erfgoed - het integrale herstel van de schade die veroorzaakt werd door het misdrijf. Dat betekent dat het onroerend goed terug in originele, goede staat moet worden gebracht.
Als dat niet meer mogelijk is - omdat een beschermd monument bijvoorbeeld vernield werd -, zal de rechter de gehele of gedeeltelijke reconstructie bevelen, zo nodig op een andere lokatie, maar met gebruik van historisch verantwoorde technieken en materialen. Hij zal bovendien een aanvullende schadevergoeding eisen wegens het verlies aan erfgoedwaarde.
De rechter kan ook complementaire maatregelen opleggen, als alternatief voor het herstellen in de oorspronkelijke staat. Die maatregelen moeten ervoor zorgen dat het niveau aan erfgoedwaarde, zoals het bestond vóór het misdrijf, weer zoveel mogelijk benaderd wordt door een opwaardering van de nog resterende goederen.
De rechter kan ook altijd een gerechtelijk herstel opleggen op straffe van dwangsom.
Parallel aan die gerechtelijke maatregelen zijn er bestuurlijke maatregelen mogelijk. Het Onroerenderfgoeddecreet introduceert zo de bestuurlijke dwang als tegenhanger van het gerechtelijk herstel. En de last onder dwangsom als tegenhanger van het gerechtelijk herstel op straffe van dwangsom. De Inspecteur Onroerend Erfgoed kan die bestuursmaatregelen opleggen. Het decreet bepaalt hoe, en binnen welke termijnen dat dient te gebeuren.
Minnelijke schikking
De Inspecteur Onroerend Erfgoed kan met de overtreder ook een minnelijke schikking aangaan, maar alleen onder strikte voorwaarden. Zo mag de geraamde schade aan de erfgoedwaarde van het goed niet hoger zijn dan 50.000 euro. De minnelijke schikking dekt ook alleen maar het schadeaspect; de strafrechter kan nog altijd beslissen om toch strafrechtelijk te vervolgen.
Toch heeft de minnelijke schikking een aantal voordelen, zowel voor de administratie, als voor de overtreder. De procedure kan op die manier zeer snel afgehandeld worden. Werken die het voorwerp uitmaken van een minnelijke schikking zijn immers niet vergunnnings-, meldings- of toelatingsplichtig. En de overtreder kan de tenuitvoerlegging van het herstel spreiden over een lange periode van 8 jaar (i.p.v. 3 jaar).
In werking
Het Onroerenderfgoeddecreet treedt in werking na publicatie van het uitvoeringsbesluit.
Volgens de memorie van toelichting bij de ontwerptekst zouden de Inspecteurs Onroerend Erfgoed de nieuwe handhavingsinstrumenten ook al kunnen toepassen op overtredingen die vóór de datum van inwerkingtreding gepleegd werden, op voorwaarde dat het te sanctioneren gedrag strafbaar was onder de huidige (oude) wetgeving en het gedrag strafbaar blijft onder de nieuwe wetgeving.
Bron: Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, BS 17 oktober 2013 (Onroerenderfgoeddecreet).