Geen hoofdelijke aansprakelijkheid tussen aannemer en architect
Op 22 oktober heeft de Raad van State een bepaling van het koninklijk besluit van 15 juli 2011 over de plaatsing van overheidsopdrachten in de klassieke sectoren vernietigd. Het gaat om een bepaling die de architect hoofdelijk aansprakelijk maakt voor de uitvoering van werken.
Het betwiste artikel 51 van het KB van 15 juli 2011 zegt dat een offerte ondertekend moet worden door de persoon of personen die bevoegd zijn om de inschrijver te verbinden.
Die tekenplicht geldt voor álle deelnemers als de offerte wordt ingediend door een combinatie zonder rechtspersoonlijkheid. Het KB koppelt daar echter een belangrijk gevolg aan: ?De deelnemers zijn dan hoofdelijk verbonden, (...)?.
Op zich is dat geen probleem, maar sommige opdrachten omvatten zowel het opmaken van het ontwerp, wat een taak is van de architect, als het uitvoeren van dat ontwerp, wat voor rekening van de aannemer komt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij werkenwedstrijden of promotieovereenkomsten. Als een dergelijke opdracht wordt uitgevoerd door een combinatie zonder rechtspersoonlijkheid, geldt er dus een hoofdelijke aansprakelijkheid. De aanbestedende overheid kan dan van de architect eisen dat die de overeenkomst uitvoert als de aannemer in gebreke blijft. Ook al mag het beroep van architect wettelijk niet gecombineerd worden met dat van aannemer van openbare of private werken, omdat er anders geen daadwerkelijke en onafhankelijke controle mogelijk zou zijn op de uitvoering van de aannemingswerken.
De Raad van State merkt op dat men nog zou kunnen aannemen dat de architect de aannemingswerken niet in natura moet uitvoeren, juist omwille van de wettelijke onverenigbaarheid van het beroep van aannemer en van architect. Maar de architect zal dan naar de rechter moeten stappen om zijn verbintenis te kunnen omzetten in een vervangende schadevergoeding.
Maar zelfs als de rechtbanken een vervangende schadevergoeding toestaan, komt de onafhankelijkheid van de architect nog altijd in het gedrang. Het is niet evident om de uitvoering van bepaalde werken te controleren op fouten als men weet dat men nadien zélf kan worden aangesproken voor die fouten...
De omstandigheid dat de architect de schadevergoeding later kan recupereren van de aannemer - als die solvabel is -, doet niet ter zake.
Ook het feit dat de architect en de aannemer andere types van overeenkomsten kunnen afsluiten, die geen hoofdelijke aansprakelijkheid met zich meebrengen, neemt volgens de Raadsleden niet weg dat artikel 51 de contractsvrijheid van de architect beperkt en toch minstens tot interpretatiemoeilijkheden leidt.
De Raad van State vernietigt dan ook in de zinsnede ?De deelnemers zijn dan hoofdelijk verbonden,? in artikel 51, §2, en dit in de mate dat die zin betrekking heeft op een combinatie van deelnemers die bestaat uit ten minste één aannemer en ten minste één architect.
Bron: RvS 22 oktober 2013, nr. 225.191.
Koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011, BS 9 augustus 2011.