Formule voor berekening ontslagcompensatievergoeding gepubliceerd

De wet die het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden invoert, heeft de basis gelegd voor de zogenaamde ontslagcompensatievergoeding. En nu is ook het bijhorende uitvoeringsbesluit verschenen.

De ontslagcompensatievergoeding compenseert de nadelige behandeling van arbeiders die al vóór 1 januari 2014 in dienst waren. Zij zullen immers nog lange tijd de gevolgen dragen van de lagere opzeggingstermijnen die op hen van toepassing waren in het verleden.

Kliksysteem

De wet van 26 december 2013 die het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden invoert, introduceert nieuwe opzeggingstermijnen in de Arbeidsovereenkomstenwet. Die gelden sinds 1 januari 2014. Maar de opzeggingstermijn die men heeft opgebouwd tot 31 december 2013 gaat niet verloren.

Wat men opgebouwd heeft op 31 december 2013 wordt in principe vastgeklikt en meegedragen tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Eerst berekent men de opzeggingstermijn op basis van de situatie op 31 december 2013. Dan bekijkt men de situatie vanaf 1 januari 2014, met toepassing van de nieuwe regels. De eigenlijke opzeggingstermijn is gelijk aan de som van die resultaten.

Maar voor arbeiders is die manier van werken nadelig. In de eerste stap van de berekening worden ze immers geconfronteerd met lagere opzeggingstermijnen.

Ontslagcompensatievergoeding

Vandaar dat de wetgever de basis gelegd heeft voor een compensatievergoeding. In de besluitwet op de maatschappelijke zekerheid voor arbeiders heeft men het namelijk over een 'ontslagcompensatievergoeding aan werknemers waarvan de duur van de opzeggingstermijn of van de overeenstemmende opzeggingsvergoeding overeenkomstig de wetgeving minstens gedeeltelijk moet worden bepaald op basis van de anciënniteit verworven als arbeider in de periode gelegen vóór 1 januari 2014'.

De vergoeding compenseert dus het verschil tussen:

de opzeggingstermijn (of de overeenstemmende opzeggingsvergoeding) die de werkgever moet toekennen; en

de opzeggingstermijn (of de overeenstemmende opzeggingsvergoeding) die de werkgever zou toekennen als de totale anciënniteit van de werknemer volledig verworven was na 31 december 2013.

Let op! Deze vergoeding is vrijgesteld van inhoudingen en bijdragen voor de sociale zekerheid, en van fiscale inhoudingen.

Voorwaarden

De RVA betaalt de ontslagcompensatievergoeding indien de begindatum van de ononderbroken arbeidsovereenkomst gelegen is vóór 1 januari 2014. Dat kan ook een 'arbeidsovereenkomst dienstencheques' zijn. Bovendien moet de arbeider ontslagen zijn na 31 december 2013. En hij voldoet aan één van de volgende voorwaarden op het vlak van anciënniteit in de onderneming:

minstens 30 jaar op 31 december 2013;

minstens 20 jaar op 1 januari 2014;

minstens 15 jaar op 1 januari 2015;

minstens 10 jaar op 1 januari 2016;

minder dan 10 jaar op 1 januari 2017.

Voor sommige werknemers gelden de nieuwe opzeggingstermijnen nog niet of soms zijn ze zelfs helemaal niet van toepassing. De uitzonderingen kunnen tijdelijk of structureel zijn. De wetgever voorziet ook in een bijzondere regeling bij collectief ontslag. In die gevallen blijft de bestaande ontslaguitkering van kracht.

Maar in de meeste gevallen wordt de ontslaguitkering vervangen door de ontslagcompensatievergoeding. Dat verloopt gefaseerd, parallel met de anciënniteitsvoorwaarden die verbonden zijn aan de toekenning van de compensatievergoeding. Arbeiders die (nog) niet onder de regeling van de ontslagcompensatievergoeding vallen, hebben recht op de forfaitaire en door de RVA betaalde ontslaguitkering. De ontslaguitkering zal dus geleidelijk uitdoven.

Uitvoering

De wetgever heeft de basis gelegd voor het compensatiesysteem. Zo wordt de vergoeding gelijkgesteld met een gewone opzeggingsvergoeding voor de toepassing van de werkloosheidsreglementering. Maar heel wat regels moesten nog verder uitgewerkt worden, en dat is nu gebeurd in een KB van 9 januari 2014.

De formule voor de berekening van de ontslagcompensatievergoeding is het belangrijkste onderdeel van het uitvoeringsbesluit, namelijk: (A - B1 - B2) x [(BML x 0,8693) + Bonus - BV)] / 30. Met bijhorende verklaring van de termen.

Verder noteren we volgende uitvoeringsbepalingen:

De werknemer heeft geen recht op werkloosheidsuitkeringen gedurende de periode gedekt door de ontslagcompensatievergoeding. Deze niet-vergoedbare periode wordt uitgedrukt in het zesdagenstelsel en berekend volgens een aparte formule.

Ook op de inschakelingsvergoeding voor werknemers die ingeschreven zijn in een tewerkstellingscel kan men een correctie toepassen. De werknemer zal een bepaalde periode ook geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen. Hierbij past men telkens aparte berekeningsformules toe. En er gelden gelijkstellingen, zoals bijvoorbeeld een gelijkstelling met een periode van werkhervatting of tewerkstelling.

De werknemer die aanspraak maakt op de vergoeding, doet een aanvraag aan de hand van een "werkloosheidsbewijs" - formulier C4.

De betaling van de vergoeding gebeurt binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op het tijdstip waarop de beslissing tot toekenning van de vergoeding aan de uitbetalingsinstelling werd meegedeeld.

De indiening van de aanvraag gebeurt:

ten vroegste vanaf de eerste werkdag, gerekend in het zesdaagse stelsel, volgend op de periode die gedekt is door loon of door een door de werkgever verschuldigde opzeggingsvergoeding ingevolge de beëindiging van de tewerkstelling die aanleiding geeft tot de aanvraag om een vergoeding; en

ten laatste op: ofwel de laatste dag van de zesde maand, gerekend van datum tot datum, na de werkdag waarop de aanvraag kan worden ingediend; ofwel de laatste dag van de tweede maand, gerekend van datum tot datum, na de dag van de eerste aanvraag om uitkeringen als volledig werkloze gelegen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op basis waarvan de ontslagcompensatievergoeding kan worden toegekend.

Ontslaguitkering

De ontslaguitkering werd ingevoerd als 'crisispremie' maar kreeg dankzij de IPA-wet van 1 februari 2011 een permanent karakter. De RVA betaalt namelijk een forfaitaire uitkering aan de arbeider die ontslagen wordt (ontslag gegeven door de werkgever), met of zonder het respecteren van een opzeggingstermijn, en ter kennis gebracht vanaf 1 januari 2012.

De aanvang van de arbeidsovereenkomst is bepalend. Werknemers die vallen onder de ontslagregeling die geldt sinds 1 januari 2012, hebben recht op een ontslaguitkering van 1.250 euro. Is dit niet het geval, dan bedraagt de uitkering:

1.250 euro bij een anciënniteit in de onderneming van minder dan 5 jaar;

2.500 euro bij een anciënniteit in de onderneming van minstens 5 jaar maar minder dan 10 jaar;

3.750 euro bij een anciënniteit in de onderneming van minstens 10 jaar.

De ontslaguitkering is niet verschuldigd wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werkgever om dringende reden, tijdens de proefperiode, met het oog op pensionering of SWT, of voordat de werknemer een anciënniteit van 6 maanden in de onderneming verworven heeft. De uitkering is ook niet verschuldigd wanneer de werkgever recht heeft op een terugbetaling van een deel van de inschakelingsvergoeding door de RVA.

In werking

Het KB van 9 januari 2014 treedt retroactief in werking op 1 januari 2014.

Bron: Koninklijk besluit van 9 januari 2014 betreffende de ontslagcompensatievergoeding, BS 20 januari 2014

Zie ook:
? Wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen, BS 31 december 2013
? Artikelen 7, § 1, derde lid, zf), en 7, § 1sexies van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, BS 30 december 1944
? Wet van 12 april 2011 houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord, BS 28 april 2011 (art. 38/1 en 38/2 van de IPA-wet)
? Koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, BS 31 december 1991