Vlaamse statutaire ambtenaren kunnen langer aan de slag blijven
De Vlaamse overheid maakt het mogelijk dat statutaire ambtenaren van lokale en provinciale besturen na hun 65ste verder blijven werken bij hun bestuur. Met akkoord van beide partijen kan dat voor maximaal één jaar, telkens verlengbaar voor maximaal één jaar.
Gunstregime
Het gaat om een gunstregime dat eerder al werd ingevoerd voor de statutaire ambtenaren bij de Vlaamse overheid.
Maar nu heft een decreet van 17 januari 2014 artikel 158 van de Nieuwe Gemeentewet op zodat het laatste obstakel voor werken na 65 jaar verdwijnt. Want twee besluiten van de Vlaamse Regering die de minimale voorwaarden van de rechtspositie van het personeel van de lokale besturen vaststellen, worden ook aangepast.
Die teksten verplichten niet langer tot ambtsneerlegging op 65 jaar. Het gaat om een aanpassing van artikel 106 van het besluit van 7 december 2007 dat de minimale voorwaarden voor de rechtspositie van het gemeente- en provinciepersoneel omschrijft, en artikel 74, §2 van het besluit van 12 november 2010 dat hetzelfde doet voor het OCMW-personeel.
Artikel 158 bepaalt dat 'de gemeenteambtenaren op pensioen worden gesteld op de leeftijd bepaald bij de algemene reglementen, met dien verstande dat deze leeftijd ten minste zestig en ten hoogste vijfenzestig jaar moet bedragen'. Die bepaling wordt nu dus opgeheven, behalve voor het personeel van de politie en de brandweer.
Individuele gevallen
Dankzij deze aanpassingen kunnen lokale besturen gebruikmaken van de mogelijkheid om hun statutair personeel langer te laten werken dan 65 jaar. Het betrokken personeelslid behoudt gedurende de volledige periode van de verlenging de hoedanigheid van vast aangesteld statutair personeelslid.
Het gaat altijd om individuele gevallen. Er is dan ook geen sprake van een omzeiling van de algemeen vastgestelde leeftijdsgrens van 65 jaar voor de definitieve ambtsneerlegging of van een soort uitholling van de pensioenleeftijd.
Uit de Parlementaire Stukken blijkt dat de opheffing van artikel 158 van de Nieuwe Gemeentewet twee voordelen biedt, in tegenstelling tot een wijziging ervan:
De Nieuwe Gemeentewet wordt verder ontdaan van rechtspositiebepalingen die het Vlaamse gemeentepersoneel aangaan.
De bepalingen die de definitieve ambtsneerlegging regelen, worden niet gespreid over verschillende teksten.
In werking
Het decreet van 17 januari 2014 treedt in werking op 16 februari 2014. Dat is 10 dagen na publicatie in het Staatsblad. De snelle opheffing van artikel 158 van de Nieuwe Gemeentewet is wenselijk, aangezien de opheffing van deze hogere rechtsnorm een voorwaarde is voor de uitvoerbaarheid van de gewijzigde artikelen van de besluiten van 7 december 2007 en 12 november 2010. Die aanpassingen treden in werking op 1 maart 2014.
Bron: - Decreet van 17 januari 2014 tot opheffing van artikel 158 van de Nieuwe Gemeentewet, BS 6 februari 2014
Bron: - Besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2013 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat de definitieve ambtsneerlegging betreft, BS 6 februari 2014