Vlaanderen subsidieert bemiddeling en cliëntoverleg in jeugdhulp
Vlaanderen trekt ruim 58.000 euro uit voor de organisatie van bemiddeling in de jeugdhulp. Voor het cliëntoverleg voorziet het in ruim 83.000 euro. Beide elementen moeten helpen om de continuïteit in de jeugdhulpverlening te verzekeren.
Hulpcontinuïteit
De hulpcontinuïteit is een belangrijk punt in de hertekende jeugdhulpverlening.
De jeugdhulp moet de continuïteit van de jeugdhulpverlening verbeteren. En twee middelen die daarvoor ingezet kunnen worden, zijn de bemiddeling en het cliëntoverleg. Via bemiddeling en cliëntoverleg kan vermeden worden dat de jeugdhulpaanbieder de hulpverlening aan een minderjarige eenzijdig gaat stopzetten of dat er een stopzetting gebeurt op vraag van de minderjarige en zijn ouders.
Bemiddeling
Bemiddeling is een vrijwillig en vertrouwelijk communicatieproces onder leiding van een bemiddelaar. Dat is een onpartijdige en onafhankelijke derde. Bemiddeling is in elke fase van de jeugdhulpverlening mogelijk bij een conflict waarbij de minderjarige of zijn ouders betrokken zijn. Bedoeling is om via bemiddeling er toch voor te zorgen dat de hulpverlening wordt voortgezet.
Cliëntoverleg
Het cliëntoverleg is een overleg dat dient om in complexe situaties de jeugdhulpverlening aan een minderjarige te coördineren en de continuïteit ervan te bewaken. Bij de overlegmomenten tussen de jeugdhulpaanbieders staan de hulpvraag van de minderjarige en zijn context centraal. Het overleg vindt plaats in aanwezigheid van de minderjarige, zijn ouders, mensen uit zijn leefomgeving en de betrokken jeugdhulpaanbieders. Zij worden maximaal betrokken bij het overleg.
Subsidievoorwaarden
Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten de bemiddeling en het cliëntoverleg kosteloos en vlot toegankelijk zijn voor de minderjarige en zijn ouders.
De bemiddeling gebeurt onder leiding van een opgeleide vrijwillige bemiddelaar.
Het cliëntoverleg gebeurt onder leiding van een externe voorzitter. Beiden zijn onafhankelijk.
De bemiddeling en het overleg kunnen aangevraagd worden door de minderjarige, zijn ouders, zijn vertrouwenspersoon, een jeugdhulpaanbieder of een andere persoon of voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt (bv. thuiszorgdiensten, revalidatiecentra).
Alleen wie betrokken is bij een conflict kan een aanmelding voor bemiddeling doen.
Bemiddeling kan enkel ingezet worden in een conflict tussen
de minderjarige en zijn ouders aan de ene kant en de jeugdhulpaanbieder aan de andere kant; of
de minderjarige aan de ene kant en zijn ouders aan de andere kant.
Het cliëntoverleg kan ingezet worden als er verschillende jeugdhulpaanbieders of andere personen of voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden, bij de jeugdhulpverlening betrokken zijn.
De bemiddeling en het cliëntoverleg verlopen volgens deontologische codes.
Resultaat
De partijen streven via de bemiddeling naar een gedragen en gedeelde oplossing voor hun conflict. Dat kan betekenen dat jeugdhulpverlening wordt opgestart of dat bestaande hulpverlening wordt voortgezet, aangepast of stopgezet.
Het resultaat van de bemiddeling kan - als partijen daarmee instemmen - opgenomen worden in een overeenkomst. Ze kunnen daarin opnemen of ze daarover willen rapporteren, ten aanzien van wie en hoe.
Het cliëntoverleg resulteert steeds in een werkplan. Dat wordt opgevolgd en geëvalueerd door een hulpcoördinator die is aangesteld in samenspraak met de cliënt en zijn ouders. Elke betrokken jeugdhulpaanbieder kan de rol van hulpcoördinator opnemen. Deskundigen kunnen aan het overleg deelnemen. Zij geven advies aan de deelnemers.
Vergoeding bemiddelaar en voorzitter
De bemiddelaar en de externe voorzitter kunnen een vergoeding krijgen. Maar dan moeten ze naast de bemiddeling en het cliëntoverleg ook nog een paar andere zaken doen.
Ze moeten elke bemiddeling en elk cliëntoverleg anoniem registreren.
Ze ondertekenen een aannemingscontract met de provincie en de Vlaamse overheid en ze nemen minstens één keer per jaar deel aan een intervisiemoment in het kader van bemiddeling of cliëntoverleg.
Ander belangrijk punt is dat ze de vorming tot bemiddelaar in de jeugdhulp of tot voorzitter van het cliëntoverleg integrale jeugdhulp succesvol hebben afgerond.
De bemiddelaar moet tot slot - als een partij daarom vraagt - een attest opmaken van de bemiddelingspoging.
Gebruik subsidies
Vlaanderen verdeelt over de vijf Vlaamse provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel een subsidiebedrag van 58.330 euro voor de organisatie van de bemiddeling en 83.332 euro voor de organisatie van het cliëntoverleg.
Een deel van de subsidies gaat naar de bemiddelaars en de externe voorzitters van het cliëntoverleg, en ander deel is bestemd voor de provincie zelf.
De provincie krijgt ter ondersteuning een forfait van 100 euro per ingediend aanvraagformulier voor bemiddeling of cliëntoverleg. Dat forfait vergoedt de provincie voor onder meer:
de beoordeling van de aanmeldingen en de dispatching ervan naar de bemiddelaars en de voorzitters;
de bekendmaking van de bemiddeling en het cliëntoverleg in de jeugdhulp;
de ondersteuning van de bemiddelaar en de voorzitter bij de praktische organisatie van de bemiddeling en het cliëntoverleg;
de administratieve opvolging van de aanmeldingen.
De bemiddelaars en voorzitters krijgen drie soorten vergoedingen:
een forfaitaire onkostenvergoeding van 25 euro. Voor de voorbereiding, de
administratie en de registratie van de bemiddeling of het overleg;
een ereloon en een forfaitaire onkostenvergoeding. Voor de bemiddelaars bedraagt het ereloon 25 euro per uur, de forfaitaire onkostenvergoeding 22 euro per uur. En dit voor maximaal 8 uur effectieve bemiddeling per dossier. Voor de voorzitters gaat het om een ereloon van 105 euro en een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro per overleg. De co-voorzitter krijgt een ereloon van 50 euro en een onkostenvergoeding van 50 euro per dossier;
een forfaitaire onkostenvergoeding van 70 euro per intervisiemoment.
De middelen kunnen besteed worden van 1 maart 2014 tot 31 december 2014.
Verantwoording
De provincie legt uiterlijk tegen eind maart 2015 verantwoording af over de subsidies bij het Departement Welzijn. Zij bestaat uit een kopie van het financieel verslag, de bewijsstukken van de vergoedingen van de bemiddelaars en voorzitters en een overzicht van de activiteiten die met de subsidies zijn gefinancierd.
Vlaanderen kan de niet binnen de termijn of niet correct bestede middelen terugvorderen. Hetzelfde geldt voor de middelen die niet verantwoord kunnen worden.
Inwerkingtreding
De MB's van 24 februari 2014 treden in werking op 22 maart 2014.
Bron: Ministerieel besluit van 24 februari 2014 met betrekking tot het cliëntoverleg in de integrale jeugdhulp, BS 12 maart 2014
Bron: Ministerieel besluit van 24 februari 2014 met betrekking tot de bemiddeling in de integrale jeugdhulp, BS 12 maart 2014
Zie ook:
Besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp
Decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp