Vlaanderen herziet subsidieregels voor instellingen voor schuldbemiddeling

De Vlaamse overheid vervangt de huidige projectmatige subsidiëring van de samenwerkingsverbanden van erkende instellingen voor schuldbemiddeling vanaf 1 januari 2014 door een structurele financiering. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste nieuwigheden.

Hernieuwing erkenning

De initieel voor een periode van 3 jaar erkende instelling voor schuldbemiddeling moet de hernieuwing van de erkenning ten minste 8 maanden voor het verstrijken van de erkenningsduur bij Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie van de Vlaamse overheid aanvragen. Als aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, kent het Departement of het agentschap Zorginspectie voortaan vanaf dan een erkenning als instelling voor schuldbemiddeling voor onbepaalde duur toe. Een ontvankelijke aanvraag tot hernieuwing moet de nodige stukken en gegevens bevatten.

Lijst van schuldbemiddelaars

Voortaan moet elke erkende instelling voor schuldbemiddeling het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie op de hoogte brengen van elke wijziging in de lijst van schuldbemiddelaars. Op deze lijst staan de identiteit en de kwalificatie van deze personen, samen met hun getuigschrift van gespecialiseerde opleiding of hun verklaring van nuttige beroepservaring.

Opdrachten samenwerkingsverband

De missie van een samenwerkingsverband (een netwerk van erkende instellingen voor schuldbemiddeling) is om structureel schuldenlast te voorkomen en terug te dringen via preventie-initiatieven en via kwaliteitsvolle en integrale budget- en schuldhulpverlening.

Het samenwerkingsverband neemt in zijn werkgebied:

preventie-initiatieven en doet aan nazorg om schuldenlast of herval in schuldenlast te voorkomen;

initiatieven ter ondersteuning van een toegankelijke, cliëntgerichte en integrale budget- en schuldhulpverlening, om gezinnen en personen in staat te stellen om zelf verantwoordelijkheid te (leren) dragen voor hun duurzame budgetmanagement. Het samenwerkingsverband toont via zelfevaluatie aan hoe het deze opdrachten realiseert.

Samenstelling samenwerkingsverband

Een samenwerkingsverband kan subsidies krijgen als volgende actoren er deel van uitmaken:

alle OCMW?s uit het werkgebied van het samenwerkingsverband;

het door de Vlaamse Regering erkende centrum voor algemeen welzijnswerk uit het werkgebied van het samenwerkingsverband;

alle erkende verenigingen waar armen het woord nemen die actief zijn in het werkgebied van het samenwerkingsverband en die werken aan het terugdringen of voorkomen van schuldenlast.

Stuurgroep

Het samenwerkingsverband richt een stuurgroep op, waarin de organisaties die deel uitmaken van het samenwerkingsverband, vertegenwoordigd zijn, en beslist over de samenstelling en werkwijze ervan. De stuurgroep zal:

initiatieven plannen, opvolgen, evalueren en bijsturen om schuldenlast in het werkgebied van het samenwerkingsverband terug te dringen en te voorkomen;

het beleidsplan en het jaarplan opstellen;

minimaal alle OCMW?s, het centrum voor algemeen welzijnswerk en de erkende verenigingen waar armen het woord nemen uit zijn werkgebied informeren over zijn werkzaamheden en de behaalde resultaten.

Beleidsplan

Het samenwerkingsverband dat subsidies wil krijgen, moet een beleidsplan hebben. Het beleidsplan geldt voor 5 jaar en moet goedgekeurd zijn door de Vlaamse minister voor de bijstand aan personen. Het samenwerkingsverband dient het beleidsplan in vóór 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarop dat plan betrekking heeft. Het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 somt op wat er precies in dat beleidsplan moet staan.
Het beleidsplan wordt afgestemd in overleg met het Vlaams Centrum Schuldenlast. Het kan gewijzigd worden op verzoek van het samenwerkingsverband of van de minister.

Opgelet ! Het beleidsplan dat start op 1 januari 2014 wordt uitzonderlijk opgemaakt voor 2 jaar, van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015, en moet ingediend worden vóór 31 maart 2014.

Subsidie-enveloppe

Elk jaar, vóór 1 november, moet het samenwerkingsverband de subsidie-enveloppe voor het volgende jaar aanvragen.
Opgelet ! De subsidie-enveloppe voor het jaar 2014 moet aangevraagd worden vóór 31 maart 2014.

De subsidieaanvraag is ontvankelijk als:

ze wordt ingediend volgens het model dat de minister bepaalt;

het centrum voor algemeen welzijnswerk dat deel uitmaakt van het samenwerkingsverband het budgethouderschap opneemt. Maakt er geen centrum voor algemeen welzijnswerk deel uit van het samenwerkingsverband, dan duidt de stuurgroep een andere organisatie met rechtspersoonlijkheid aan om de rol van budgethouder op te nemen;

ze een tussentijdse evaluatie van de werkzaamheden van het lopende werkjaar bevat, en

een jaarplanning voor het komende werkjaar bevat, die een concretisering is van het lopende beleidsplan.

De secretaris-generaal bepaalt jaarlijks de subsidie-enveloppe voor elk samenwerkingsverband. De subsidie-enveloppe wordt geïndexeerd.

Als de subsidieaanvraag niet ontvankelijk is, wordt dat vóór 31 december van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, meegedeeld aan het samenwerkingsverband.

Is de subsidieaanvraag ontvankelijk en de subsidie wordt toegekend, dan wordt de beslissing van de secretaris-generaal om subsidies aan het samenwerkingsverband te verlenen, uiterlijk tegen 1 maart van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan het samenwerkingsverband meegedeeld.
Als de aanvraag ontvankelijk is en de subsidie niet wordt toegekend, dan wordt de beslissing van de secretaris-generaal om de subsidies voor het samenwerkingsverband te weigeren, uiterlijk tegen 1 maart van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan het samenwerkingsverband betekend.

Gebruik subsidies

Het samenwerkingsverband moet de subsidies gebruiken om een of meer van volgende kosten te dekken: huisvestingskosten, personeelskosten, werkingskosten of overeenkomsten met derden.

Maximaal 20% van de jaarlijkse subsidie mag als reserve overgedragen worden naar het volgende jaar. Bedragen de opgebouwde reserves op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer dan 20% van de subsidie-enveloppe, dan wordt het bedrag dat 20% van het jaarlijkse subsidiebedrag overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.

De gecumuleerde reserve, opgebouwd uit de jaarlijkse subsidie, mag niet meer bedragen dan de helft van de jaarlijkse subsidie vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Bedragen de reserves op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer dan 50% van de jaarlijkse subsidie, dan worden worden de reserves voor het bedrag dat 50% van de jaarlijkse subsidie overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.

Uitbetaling subsidies

De subsidie wordt uitgekeerd in twee schijven:

de eerste schijf van 80% wordt uitbetaald vóór 1 april van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

de tweede schijf van 20% wordt uitbetaald op 15 november van dat jaar.

Het samenwerkingsverband verantwoordt het gebruik van de subsidie in een inhoudelijk en een financieel verslag, dat het voor 1 mei van het volgende kalenderjaar bij het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie indient.

Controle

Ambtenaren van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin of het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie controleren ter plaatse, of op stukken, of het samenwerkingsverband de wettelijke subsidievoorwaarden naleeft.
Deze ambtenaren hebben het recht om het samenwerkingsverband te bezoeken. De budgethouder van het samenwerkingsverband stelt hen alle gegevens ter beschikking die voor het toezicht noodzakelijk zijn. Hij staat hen toe om ter plaatse de naleving van de subsidievoorwaarden te verifiëren en alle stappen te ondernemen die daarvoor nodig zijn.
De ambtenaren maken een verslag op van hun vaststellingen en bezorgen er een afschrift van aan de budgethouder van het samenwerkingsverband.

In werking

Het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2014.

Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast, BS 24 maart 2014.

Zie ook:
Besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast, BS 30 mei 1997.