Nacht- en ploegenarbeid: hogere vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing (art. 5 en art. 6 relancewet)

Werkgevers die werknemers tewerkstellen die nacht- of ploegenarbeid verrichten, en die een ploegenpremie betalen, mogen vanaf 1 januari 2015 18% van de bedrijfsvoorheffing (BV) die ze inhouden op de lonen van deze werknemers voor zichzelf houden (wijziging art. 2755, WIB 1992; art. 5.A., relancewet van 15 mei 2014). Ze moeten dit bedrag dus niet doorstorten naar de Schatkist. Momenteel bedraagt deze vrijstelling van doorstorting van de BV 15,6%.

Vrijstelling stijgt nog in 2017 en 2019

De relancewet van 15 mei 2014 verhoogt deze vrijstelling van BV voor nacht- en ploegenarbeid vanaf 1 januari 2017 tot 20,4%, en vanaf 1 januari 2019 tot 22,8% (wijziging art. 2755, WIB 1992; art. 5.B. en art. 5.C., relancewet van 15 mei 2014).

Ten minste 1/3 nacht- of ploegenarbeid

De vrijstelling van doorstorting van BV wordt alleen toegekend voor werknemers die, volgens de arbeidsregeling waarin ze tewerkgesteld zijn, in de maand waarvoor de werkgever het voordeel vraagt, tenminste 1/3 van hun arbeidstijd in ploegen- of nachtarbeid tewerkgesteld zijn. Naast de effectieve arbeidsprestaties, tellen ook de schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mee waarvoor het loon wordt doorbetaald. Perioden van schorsing van de arbeidsovereenkomst zonder loon, tellen niet mee om de totale arbeidstijd te bepalen.

Lonen

Met 'lonen' wordt hier bedoeld: de belastbare bezoldigingen, inclusief de ploegenpremies, maar exclusief vakantiegeld, eindejaarspremie en achterstallige bezoldigingen.

Volcontinu arbeidssysteem

Voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem' bedraagt de vrijstelling van doorstorting van BV sinds 1 januari 2014 17,8% (art. 2755, § 3, WIB 1992).

'Ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem' zijn ondernemingen:

waar het werk wordt verricht door de werknemers van categorie 1 bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002,

in minstens 4 ploegen van minstens 2 werknemers,

die hetzelfde werk doen zowel qua inhoud als qua omvang,

die een continue bezetting tijdens de gehele week en het weekend garanderen, en

die elkaar opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, en

zonder dat de overlapping meer bedraagt dan 1/4 van hun dagtaak.

De bedrijfstijd (de tijd dat het bedrijf functioneert) in dergelijke ondernemingen bedraagt minstens 160 uur op weekbasis.

In werking

Deze maatregel treedt in werking op 1 januari 2015, 1 januari 2017 en 1 januari 2019.

Bron: Wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, BS 22 mei 2014 (relancewet) - art. 5 en art. 6

Zie ook:
- Wetboek van de inkomstenbelastingen (WIB 1992) - art. 2755.
- Programmawet (I) van 26 december 2013, BS 31 december 2013 - art. 53 en art. 55.
- Economische Herstelwet van 27 maart 2009, BS 7 april 2009 - art. 17 en art. 19.