Striktere regels voor bewijs van samenwonen persoon ten laste
Aan aantal mensen heeft rechten in de gezondheidszorg op basis van hun band met de persoon die een recht op gezondheidszorg opent. Het gaat om de zogenoemde personen ten laste, zoals bijvoorbeeld de kinderen of de partner. Zij genieten van afgeleide rechten: zolang de gerechtigde recht heeft op prestaties, heeft ook de persoon ten laste recht op prestaties.
Personen ten laste moeten om van die afgeleide rechten te kunnen genieten in de meeste gevallen deel uitmaken van het gezin van de gerechtigde. En dat is het geval als ze dezelfde hoofdverblijfplaats hebben. Diezelfde hoofdverblijfplaats moet in principe blijken uit het Rijksregister. Maar voor echtgenoten kan de huwelijksakte ook een voldoende bewijs vormen. En dit in afwachting van de aanpassing van de gegevens over de hoofdverblijfplaats in het Rijksregister. Het gebruik van de huwelijksakte als bewijs van het samenwonen wordt wel iets strikter. Het toont de samenwoning alleen aan als de echtgenoten de aanpassing van de hoofdverblijfplaats in het Rijksregister ook daadwerkeijk hebben aangevraagd bij hun gemeente. Doen ze die aanvraag niet, dan kunnen ze zich niet beroepen op de huwelijksakte om de samenwoonst te bewijzen.
Het KB van 22 mei 2014 treedt in werking op 10 juli 2014.
Bron: Koninklijk besluit van 22 mei 2014 tot wijziging van artikel 124, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, BS 30 juni 2014
Zie ook:
Koninklijk besluit van 22 mei 2014 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, art. 124