Moederschapsuitkering voor zwangere vrouwen met meerdere deeltijdse contracten
Werkneemsters met meerdere deeltijdse contracten die een activiteit hebben stopgezet omwille van de risico's voor hun zwangerschap, kunnen hun postnatale rust verlengen met de dagen die ze vóór de bevalling gewerkt hebben bij hun andere werkgever.
Die versoepeling is ingegaan op 16 juni 2014. Eerst werd de ziekteverzekeringswet aangepast, dan volgde het KB van 3 juli 1996 dat die wet uitvoert, en nu is het de beurt aan de verordening van 16 april 1997 die artikel 80, 5° van de ziekteverzekeringswet uitvoert. Want bij de verlenging van de nabevallingsrust heeft de werkneemster ook in die gevallen recht op een moederschapsuitkering.
Vandaar dat de nieuwe verordening van 18 september 2013 nu omschrijft hoe men het gederfde loon bepaalt dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de moederschapsuitkering.
Uitzonderingen
De ziekteverzekeringswet bepaalt dat de tijdvakken van moederschapsbescherming enkel in aanmerking genomen worden 'op voorwaarde dat de gerechtigde alle werkzaamheid of de gecontroleerde werkloosheid heeft onderbroken'. Dagen prenatale rust die niet werden opgenomen, kunnen het postnataal verlof verlengen. Maar om recht te hebben op een moederschapsuitkering moet de werkneemster in principe alle activiteiten stopzetten.
Sinds 16 juni 2014 zijn er twee uitzonderingen:
de gevallen waarin werkneemsters ervoor kiezen om hun postnataal verlof te verlengen door niet-opgenomen prenataal verlof om te zetten in postnatale rust;
de gevallen waarin werkneemsters met verschillende deeltijdse tewerkstellingen die ?verwijderd? zijn uit één van die activiteiten omwille van het risico voor de zwangerschap, niet alle activiteiten stopzetten.
Gederfde loon
De tweede uitzondering wordt dus nu ook ingelast in de verordening van 16 april 1997. Het gaat dus om werkneemsters die bij de ene werkgever verplicht facultatieve zwangerschapsrust opnemen, en toch verder werken bij de andere werkgever omdat daar geen risico is voor de zwangerschap. Dit kan van de zesde week (of de achtste week in geval van de geboorte van een meerling) tot en met de tweede week voorafgaand aan de bevalling.
Het gederfde loon dat men in aanmerking neemt voor de berekening van de moederschapsuitkering tijdens de periode van verlenging van de nabevallingsrust, is het gemiddeld dagloon dat is bepaald bij de aanvang van de periode van moederschapsbescherming en dat voortvloeit uit de activiteit (of activiteiten) die recht geven op de verlenging van de nabevallingsrust.
We kunnen er nog op wijzen dat de uitzondering ook geldt voor werkneemsters die een aangepaste werkzaamheid tijdens hun arbeidsongeschiktheid hebben hervat met toestemming van de adviserend geneesheer. Ook hier is er sprake van een verlenging van de postnatale rust. Het gederfde loon wordt op dezelfde manier bepaald.
Prejudiciële vraag
Net als de voorgaande aanpassingen, treedt de verordening van 18 september 2013 in werking op 16 juni 2014. Bedoeling is om een discriminatie weg te werken die het Grondwettelijk Hof heeft aangekaart op 10 november 2011.
Bij het beantwoorden van een prejudiciële vraag heeft het hof geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel werd geschonden in zoverre de betreffende bepalingen van de ziekteverzekeringswet 'een werkneemster die is verwijderd van een deeltijdse arbeid die een risico inhoudt voor haar zwangerschap, verbieden een andere deeltijdse werkzaamheid voort te zetten die niet datzelfde risico inhoudt, opdat zij haar nabevallingsrust in die andere deeltijdse werkzaamheid kan verlengen met de periode gedurende welke zij die laatste deeltijdse werkzaamheid heeft voortgezet van de zesde tot en met de tweede week vóór de bevalling'.
Bron: Verordening van 18 september 2013 tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorgingen uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, BS 17 september 2014
Zie ook:
Artikel 80, 5° van de ziekteverzekeringswet