Erfbelasting in 'Vlaamse Codex Fiscaliteit' (VCF 2015)
Sinds 1 januari 2015 int de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) zelf de successie- en registratierechten. Daarom heeft de Vlaamse overheid de hele regelgeving van het 'Vlaams Wetboek der Successierechten' en het 'Vlaams Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten' overgeheveld naar de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF).
Het grootste deel van de bestaande regelgeving over de successierechten werd ongewijzigd overgenomen. Verouderde wetgeving werd opgeheven en geactualiseerd. Enkele basisbegrippen werden geherformuleerd. En er werden enkele wijzigingen aangebracht op het vlak van procedure en sancties.
Erfbelasting
Een decreet van 19 december 2014 brengt de 'erfbelasting' - voortaan de verzamelterm voor zowel het successierecht als het recht van overgang - onder in hoofdstuk 7 van titel 2 'Belastingheffing' van de VCF.
Daarbij werd de bestaande structuur, die in de VCF bestaat voor elke soort belasting, gerespecteerd: het belastbaar voorwerp, de belastingplichtigen, de belastbare grondslag, de tarieven, de verminderingen, de vrijstelling en de wijze van heffing.
Hierna volgen de belangrijkste nieuwigheden in deze 5 items.
De nieuwe regeling over de erfbelasting geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015.
Belastbaar voorwerp
Het successierecht en het recht van overgang wordt gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden (nieuw art. 2.7.1.0.1., VCF).
Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
(nieuw art. 2.7.1.0.3., VCF)
De roerende en onroerende goederen die wat betreft het vruchtgebruik door de erflater en wat betreft de blote eigendom door een derde onder bezwarende titel zijn verkregen, worden, voor de heffing van de erfbelasting, geacht in volle eigendom in zijn nalatenschap aanwezig te zijn en als legaat door die derde te zijn verkregen. Hetzelfde geldt voor effecten aan toonder of op naam en voor geldbeleggingen die voor het vruchtgebruik ingeschreven zijn op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.
Dat geldt niet:
als wordt bewezen dat de verkrijging geen bedekte bevoordeling van de derde is;
als de erflater langer heeft geleefd dan de derde of als de derde niet behoort tot de personen, vermeld in artikel 2.7.3.4.4, eerste, tweede en derde lid, VCF.(nieuw art. 2.7.1.0.7., VCF).
Belastingplichtigen
De belastingplichtige is degene die erfgenaam, legataris of begiftigde is (nieuw art. 2.7.2.0.1., VCF).
Belastbare grondslag
Algemeen
Het successierecht wordt gevestigd op de waarde van alles wat uit de nalatenschap van een rijksinwoner wordt verkregen. Het recht van overgang wordt gevestigd op de waarde van de onroerende goederen die in België liggen en verkregen worden uit de nalatenschap van iemand die geen rijksinwoner is (nieuw art. 2.7.3.1.1., VCF).
Actief van de nalatenschap
Het recht van overgang wordt vastgesteld op basis van de belastbare waarde van alle onroerende goederen die overeenkomstig artikel 5, § 2, 4°, tweede streepje, van de bijzondere financieringswet, in het Vlaamse Gewest te lokaliseren zijn, en die aan de erflater toebehoren, na aftrek van de schulden, vermeld in artikel 2.7.3.3.1, tweede lid, VCF (nieuw art. 2.7.3.2.2., VCF).
Voor de heffing van het successierecht wordt het volgende, behoudens tegenbewijs, geacht aan de erflater voor een gelijk deel per hoofd toe te behoren:
de effecten, sommen, waarden of om het even welke voorwerpen die gedeponeerd zijn in een brandkast die door de erflater en door een of meer andere personen samen of solidair wordt gehuurd of als gehuurd wordt beschouwd met toepassing van artikel 3.13.1.3.7;
de gehouden zaken en de verschuldigde sommen, vermeld in artikel 99 van het federale Wetboek van Successierechten.
Het volgende wordt, behoudens tegenbewijs, geacht in het geheel toe te behoren aan de erflater:
de effecten, sommen, waarden of om het even welke voorwerpen die zich bevinden in een brandkast die door de erflater alleen wordt gehuurd of als gehuurd wordt beschouwd met toepassing van artikel 3.13.1.3.7;
de effecten, sommen, waarden of om het even welke voorwerpen die in een gesloten koffer, omslag of colli op naam van de erflater alleen gedeponeerd zijn bij de natuurlijke personen of rechtspersonen.
(nieuw art. 2.7.3.2.6., VCF).
Op hetgeen een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind verkrijgt, wordt een abattement toegepast voor de som die verkregen is door toepassing van de volgende formule:
(3000 euro) × (cijfer, aangeduid in artikel 2.7.3.3.2, eerste lid, 5°, volgens de leeftijd van de verkrijger) als de verkrijging onderworpen is aan het tarief, vermeld in tabel I van artikel 2.7.4.1.1;
(1000 euro) × (cijfer, aangeduid in artikel 2.7.3.3.2, eerste lid, 5°, volgens de leeftijd van de verkrijger) als de verkrijging onderworpen is aan het tarief, vermeld in tabel II van artikel 2.7.4.1.1.
Als een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind onderworpen is aan het tarief, vermeld in tabel I van artikel 2.7.4.1.1, wordt het bedrag van het abattement eerst toegerekend op zijn netto onroerend aandeel, vervolgens op zijn netto roerend aandeel en bij uitputting van dat aandeel tot slot op de belastbare grondslag waarop het verlaagde tarief voor familiale ondernemingen en vennootschappen, met toepassing van artikel 2.7.4.2.2, wordt berekend.
Als een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind als vermeld in paragraaf 1, samen met personen op wie het
tarief 'tussen anderen' van toepassing is, onderworpen is aan het tarief, vermeld in tabel II van artikel 2.7.4.1.1, wordt,
in afwijking van artikel 2.7.4.1.1, de belasting voor de gehandicapte persoon of het gehandicapte kind berekend alsof
hij als enige voor de nettoverkrijging van de nalatenschap in aanmerking komt. Voor de andere verkrijgers wordt
conform artikel 2.7.4.1.1 de belasting berekend alsof de gehandicapte persoon of het gehandicapte kind die
hoedanigheid niet heeft.
(nieuw art. 2.7.3.2.12., VCF)
Waardering van het actief
De belastbare waarde (X) van de goederen die het voorwerp uitmaken van de verrichting, vermeld in artikel 2.7.1.0.8, wordt als volgt bepaald: X = (a x b)/c.
Daarbij worden de parameters als volgt gedefinieerd:
a = het bedrag van de bedekte bevoordeling op de dag van de verrichting;
b = de waarde van de goederen die op de dag van het overlijden in eigendom toebedeeld zijn aan de deelgenoten;
c = de waarde van de goederen die op de dag van de verrichting in eigendom toebedeeld zijn.
(nieuw art. 2.7.3.3.4., VCF).
De belastbare waarde (X) van de goederen die het voorwerp uitmaken van een verkoop of afstand als vermeld in artikel 2.7.1.0.9, wordt, als de erflater daarenboven de overlating van een goed in eigendom in zijn voordeel heeft bedongen, als volgt bepaald: X = (a x b)/c.
Daarbij worden de parameters als volgt gedefinieerd:
a = het bedrag van de bedekte bevoordeling op de dag van de verkoop of de afstand;
b = de waarde van de door de erflater verkochte of afgestane goederen op de dag van het overlijden;
c = de waarde van de door de erflater verkochte of afgestane goederen op de dag van de verkoop of de afstand.
(nieuw art. 2.7.3.3.5., VCF).
Passief van de nalatenschap
De schulden van de erflater die op de dag van het overlijden bestaan, worden forfaitair bepaald op 1.500 euro, met uitzondering van de schulden die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden. Het bedrag van de begrafeniskosten wordt forfaitair bepaald op 6.000 euro.
Deze bedragen worden jaarlijks aangepast aan het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aangevers kunnen ervoor kiezen om de werkelijke schulden of werkelijke begrafeniskosten te bewijzen met een verklaring in de aangifte van de nalatenschap.
(nieuw art. 2.7.3.4.2., VCF).
Aanrekening van het passief op het actief
In de onderafdeling 5. ?Aanrekening van het passief op het actief? zijn nu alle regels samengebracht over de aanrekening van het passief op het actief. Voordien waren die regels opgenomen in de tariefbepalingen. Nu de aanrekeningsregels gebundeld zijn, zal de belastingplichtige ze sneller terugvinden.
Tarieven
Algemene bepalingen
Als een persoon in verschillende hoedanigheden tot de nalatenschap van de erflater komt, wordt de erfbelasting op alles wat hij verkrijgt, berekend volgens het voor die persoon voordeligste tarief, vermeld in artikel 2.7.4.1.1., VCF.
(nieuw art. 2.7.4.1.3., VCF).
Verlaagde tarieven
Het tarief van de erfbelasting bedraagt 8,5% voor de legaten aan:
1) het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;
2) de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
3) de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4) een staat in de Europese Economische Ruimte;
5) de provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest;
6) de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in punt 1) tot en met 5);
7) erkende sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997;
8) de coöperatieve vennootschap Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen;
9) dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
10) vzw?s, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, beroepsverenigingen, ivzw?s, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut;
11) openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW?s).
Dit verlaagde tarief is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de EER, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de EER hebben.
(nieuw art. 2.7.4.2.1., VCF).
Het tarief van de erfbelasting wordt verlaagd tot 3% voor een verkrijging in rechte lijn en tussen partners en tot 7% voor een verkrijging tussen andere personen voor:
de nettoverkrijging van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van de activa die door de erflater of zijn partner beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming. Het verlaagde tarief is niet van toepassing op de verkrijging van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd;
de nettoverkrijging van de volle eigendom, het vruchtgebruik of de blote eigendom van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de EER, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van het overlijden voor ten minste 50% in volle eigendom toebehoren aan de erflater en zijn familie.
De aandelen van de vennootschap moeten op het ogenblik van het overlijden minstens voor 30% in volle eigendom toebehoren aan de erflater en zijn familie als hij en zijn familie aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
samen met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van minstens 70% van de aandelen van de vennootschap;
samen met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van minstens 90% van de aandelen van de vennootschap.
Hierbij komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de erflater.
De definitie van ?familie van de erflater of de aandeelhouder? werd lichtjes aangepast.
(nieuw art. 2.7.4.2.2., VCF).
Verminderingen
De erfbelasting, verschuldigd uit hoofde van een verkrijging in de rechte lijn of tussen partners wordt verminderd met 500 euro, vermenigvuldigd met [1 - (nettoverkrijging / 50.000)], als de nettoverkrijging van roerende en onroerende goederen samen niet meer bedraagt dan 50.000 euro.
Voor de bepaling van de nettoverkrijging wordt geen rekening gehouden met het aandeel dat de partner verkrijgt in de gezinswoning dat ingevolge de toepassing van artikel 2.7.4.1.1, § 2, derde lid, niet onderworpen is aan erfbelasting.
De erfbelasting, verschuldigd uit hoofde van een verkrijging door een broer of zus, wordt verminderd met 2.500 euro, vermenigvuldigd met [1 - (nettoverkrijging / 75.000)], als de nettoverkrijging groter is dan 18.750 euro en niet meer bedraagt dan 75.000 euro. Als de nettoverkrijging kleiner is dan of gelijk is aan 18.750 euro, wordt die belasting verminderd met 2000 euro, vermenigvuldigd met (nettoverkrijging / 20.000).
De erfbelasting, verschuldigd uit hoofde van de som van de nettoverkrijgingen door andere personen dan erfgenamen in de rechte lijn, de partners of broers en zussen, wordt verminderd met 2.400 euro, vermenigvuldigd met [1 - (som van de nettoverkrijgingen / 75.000)], als de som van hun nettoverkrijgingen groter is dan 12.500 euro en niet meer bedraagt dan 75.000 euro. Als de som van hun nettoverkrijgingen kleiner is dan of gelijk is aan 12.500 euro, wordt die belasting verminderd met 2000 euro, vermenigvuldigd met (som van de nettoverkrijgingen / 12.500). De verkregen vermindering komt toe aan de betrokken erfgenamen in verhouding tot hun aandeel in de som van de nettoverkrijgingen.
Voor de bepaling van de nettoverkrijging wordt geen rekening gehouden met het abattement, vermeld in artikel 2.7.3.2.12. Het bedrag van de vermindering kan in voorkomend geval niet meer bedragen dan de erfbelasting, verschuldigd na de toekenning van het abattement, vermeld in artikel 2.7.3.2.12.
Als voor dezelfde nalatenschap zowel bovenstaande vermindering, als de vermindering, vermeld in artikel 2.7.5.0.3, genoten kan worden, wordt de vermindering, vermeld in artikel 2.7.5.0.1., § 1, eerst toegepast.
(nieuw art. 2.7.5.0.1., VCF).
De door een kind van de erflater verschuldigde erfbelasting wordt verminderd met 75 euro voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot het kind de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
De door de langstlevende partner verschuldigde erfbelasting wordt verminderd met de helft van de verminderingen die de gemeenschappelijke kinderen overeenkomstig het eerste lid genieten.
Hierbij zijn de gemeenschappelijke kinderen de kinderen die deel uitmaken van de rechte lijn, vermeld in artikel 1.1.0.0.2, zesde lid, 5°, a) en b).
Als voor dezelfde nalatenschap zowel de bovenstaande vermindering als de vermindering vermeld in artikel 2.7.5.0.3, genoten kan worden, wordt de bovenstaande vermindering eerst toegepast.
(nieuw art. 2.7.5.0.2., VCF).
Het verkooprecht en het verdeelrecht dat geheven wordt bij de registratie van de akte van verkoop of van afstand, en, in voorkomend geval, het overschrijvingsrecht, of een soortgelijke belasting die geheven wordt in een staat van de EER, worden afgetrokken van de erfbelasting als de voormelde belastingen opeisbaar zijn krachtens artikel 2.7.1.0.9 en artikel 2.7.3.3.5, eventueel gecombineerd met artikel 2.7.3.2.11.
(nieuw art. 2.7.5.0.5., VCF).
Vrijstelling
De bijkomende voorwaarden voor de vrijstelling van erfbelasting, verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de registratie en/of financiering van investeringsprogramma's van serviceflats werden in het nieuwe artikel 2.7.6.0.1 van de VCF opgenomen.
Wijze van heffing
De erfbelasting wordt gevestigd op zicht van de aangifte, vermeld in artikel 3.3.1.0.5 en 3.3.1.0.6, of ambtshalve als de aangifte niet is ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 3.3.1.0.5 en artikel 3.3.1.0.6, of bij onjuistheid of onvolledigheid van de aangifte.
(nieuw art. 2.7.7.0.1., VCF)
Inning en invordering
Tot de belangrijkste wijzigingen behoren:
de invoering van de inkohiering bij de erfbelasting (en de registratiebelasting), met daaraan gekoppeld de klassieke bezwaarprocedure. De Vlaamse overheid opteert immers voor een uniforme procedure voor alle belastingen die Vlabel int. Dat betekent dat de belastingplichtige niet meer met een betalingsbericht op de hoogte wordt gebracht van de te betalen belasting. En er moet ook niet langer via een dwangbevel een uitvoerbare titel verschaft worden om de belasting verder in te vorderen. Voortaan zullen de erf- en registratiebelasting ingekohierd worden, waarna de belastingplichtige een aanslagbiljet zal ontvangen;
de aanzienlijke verhoging van de sanctie als een aangifte van nalatenschap te laat wordt ingediend. Een laattijdige indiening wordt voortaan altijd bestraft met een belastingverhoging, zelfs al is er een verlenging voor de indiening van de aangifte is verkregen (nieuw art. 3.18.0.0.6., § 1, VCF);
het feit dat de nalatigheidsinteresten voortaan slechts beginnen te lopen als de belasting niet betaald werd binnen de 2 maanden na de verzendingsdatum van het aanslagbiljet.
In werking
Het decreet van 19 december 2014 treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
Dit met uitzondering van de artikelen 217 en 267 tot 272 die in werking treden op een datum die de Vlaamse Regering bepaalt.
Bron: Decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, BS 29 januari 2015.
Zie ook:
- Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst registratie- en erfbelasting, BS 22 januari 2015.
- Besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 houdende de uitvoering van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, BS 31 december 2013;Err. BS 27 januari 2014.
- Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (VCF), BS 23 december 2013.
- Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Vlaams Gewest) (Vl. W.Reg.)
- Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten van 30 november 1939 (W.Reg.), BS 1 december 1939.
- Wetboek der successierechten (Vlaams Gewest) (Vl. W.Succ.)
- Wetboek der successierechten van 31 maart 1936 (W.Succ.), BS 7 april 1936