Basisrentevoet voor berekening belastingvermeerdering bij geen of onvoldoende voorafbetalingen - aanslagjaar 2016
Een KB van 2 maart 2015 legt de basisrentevoet die de belastingadministratie gebruikt voor het berekenen van de belastingvermeerdering bij geen of onvoldoende voorafbetalingen, voor het aanslagjaar 2016 vast op 0,50%.
Als de belasting op winst, baten, bezoldigingen van bedrijfsleiders en bezoldigingen van meewerkende echtgenoten in het jaar waarin het inkomen is verkregen niet of onvoldoende bij voorafbetaling is voldaan, dan vermeerdert de belastingadministratie die belasting met een bepaald bedrag (art. 157 t.e.m. art. 168, WIB 1992).
Bij de berekening van deze vermeerdering stelt de administratie het vermeerderingspercentage vast in verhouding tot een bepaalde basisrentevoet.
Die basisrentevoet is normaal gezien het, tot de lagere eenheid afgeronde, rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank (ECB) op 1 januari van het jaar vóór dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd.
Op 1 januari 2015 bedroeg die basisrentevoet 0,30%. Dat betekent dat hij na afronding tot de lagere eenheid 0% zou bedragen.
Maar de Koning maakt gebruik van zijn bevoegdheid om de basisrentevoet te wijzigen.
Het KB van 2 maart 2015 stelt de basisrentevoet voor het aanslagjaar 2016 alsnog vast op 0,50% (wijziging art. 64, KB/WIB 1992; art. 1, KB 2 maart 2015).
Deze basisrentevoet wordt ook gebruikt voor de berekening van de bonificaties.
In werking
Het KB van 2 maart 2015 is van toepassing voor het aanslagjaar 2016.
Bron: Koninklijk besluit van 2 maart 2015 tot wijziging van het KB/WIB 1992 op het stuk van de voorafbetalingen, BS 6 maart 2015.