Beleggingsondernemingen: Europa legt regels vast voor berekening eigen vermogen op basis van vaste kosten

Verordening (EU) nr. 575/2013 bevat prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen. Die moeten ervoor zorgen dat deze ondernemingen veilig en gezond zijn en op elk moment aan de eigenvermogensvereisten voldoen. De eigenvermogensvereisten in deze verordening zorgen ervoor dat de risico's die voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten gedekt zijn door een voldoende bedrag aan eigen vermogen. Beleggingsondernemingen en beleggingsondernemingen met een beperkte vergunning kunnen een alternatieve methode op basis van vaste kosten gebruiken voor het berekenen van de totale risicoblootstelling.

Om in alle lidstaten dezelfde aanpak te hebben, heeft de Europese Commissie in haar gedelegeerde verordening (EU) 2015/488 methodes vastgelegd om deze vaste kosten te berekenen. En ze heeft een lijst opgesteld van de bestanddelen die in deze berekeningen moeten worden meegeteld.
De EU-Commissie voegt deze methodes en de lijst als een nieuw hoofdstuk Vbis toe aan de gedelegeerde verordening (EU) nr. 241/2014.

Kapitaal van minimum 25% van de vaste kosten van vorig jaar

Beleggingsondernemingen en beleggingsondernemingen met een beperkte vergunning moeten een in aanmerking komend kapitaal aanhouden van ten minste een kwart van de vaste kosten van het voorgaande jaar (art. 97, lid 1, verordening (EU) nr. 575/2013).

Deze beleggingsondernemingen moeten bij de berekening van hun vaste kosten van het voorgaande jaar cijfers gebruiken die resulteren uit het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving, door de volgende bestanddelen af te trekken van de totale kosten na uitkering van winsten aan aandeelhouders in hun recentste gecontroleerde jaarrekeningen, of, indien geen gecontroleerde jaarrekeningen beschikbaar zijn, in de door de nationale toezichthouders gevalideerde jaarrekeningen:

volledig discretionaire personeelsbonussen;

aandelen in de winst van werknemers, bestuurders en partners, voor zover deze volledig discretionair zijn;

andere bestemmingen van de winst en andere variabele beloning, voor zover deze volledig discretionair zijn;

gedeelde te betalen provisies en vergoedingen die rechtstreeks verband houden met te ontvangen provisies en vergoedingen die in de totale opbrengsten zijn opgenomen, als de betaling van de te betalen provisies en vergoedingen afhankelijk is van de feitelijke ontvangst van de te ontvangen provisies en vergoedingen;

voor de uitvoering, registratie of clearing van transacties aan clearinginstituten, beurzen en intermediaire makelaars betaalde vergoedingen, courtage en andere lasten;

vergoedingen aan verbonden agenten (punt 25, art. 4, MIFID-richtlijn);

over geld van cliënten aan klanten betaalde rente;

eenmalige kosten uit hoofde van ongewone activiteiten.

Als derden, behalve verbonden agenten, namens de beleggingsondernemingen vaste kosten hebben gemaakt, en deze vaste kosten nog niet in de totale kosten zijn opgenomen, moeten de ondernemingen een van de volgende acties ondernemen:

als er een specificatie van die vaste kosten van derden beschikbaar is, bepalen de ondernemingen het bedrag ervan, en tellen zij dat bedrag bij het cijfer dat ze bekomt na aftrek van alle bestanddelen (zie hierboven);

als de specificatie van de vaste kosten van derden niet beschikbaar is, moeten de ondernemingen het bedrag van de kosten die derden namens hen hebben gemaakt, bepalen volgens de hun bedrijfsplannen, en tellen zij dat bedrag bij het cijfer dat ze bekomt na aftrek van alle bestanddelen (zie hierboven).

Werkt de beleggingsonderneming met verbonden agenten, dan telt zij een bedrag gelijk aan 35% van alle vergoedingen voor deze verbonden agenten bij het cijfer dat ze bekomt na aftrek van alle bestanddelen (zie hierboven).

Geven de recentst gecontroleerde jaarrekeningen van de onderneming geen periode van 12 maanden weer, dan deelt de beleggingsonderneming het resultaat van al haar berekeningen door het aantal maanden die in die jaarrekeningen zijn weergegeven, en vermenigvuldigt zij vervolgens het resultaat met 12 om een gelijkwaardig jaarlijks bedrag te verkrijgen.

Kapitaalvereisten bij verandering activiteit beleggingsonderneming

De gedelegeerde verordening (EU) 2015/488 voorziet ook in criteria om te bepalen wanneer een verandering in de bedrijfsactiviteiten van een beleggingsonderneming van wezenlijk belang is. De bevoegde toezichtsautoriteit kan dan aanpassingen aanbrengen in de kapitaalvereisten van die onderneming (art. 97, lid 2, verordening (EU) nr. 575/2013).

Voor beleggingsondernemingen en beleggingsondernemingen met een beperkte vergunning wordt een wijziging in hun activiteiten als materieel beschouwd als de wijziging in de activiteiten van de onderneming:

ofwel resulteert in een wijziging van 20% of meer van de geraamde vaste kosten van de onderneming;

ofwel resulteert in wijzigingen van de eigenvermogensvereisten van de onderneming op basis van de geraamde vaste kosten gelijk aan of groter dan 2 miljoen euro.

Het gaat hier om ondernemingen die aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

hun huidige eigenvermogensvereisten op basis van vaste kosten zijn gelijk aan of groter dan 125.000 EUR;

hun eigenvermogensvereisten voldoen aan beide van de volgende voorwaarden: op basis van de huidige vaste kosten bedragen zij minder dan 125.000 EUR; op basis van de geraamde vaste kosten zijn zij gelijk aan of groter dan 150.000 EUR.

Voor beleggingsondernemingen en beleggingsondernemingen met een beperkte vergunning wordt een wijziging in de activiteiten van een onderneming als materieel beschouwd indien de wijziging in hun activiteiten resulteert in een wijziging van 100% of meer van de geraamde vaste kosten van de onderneming.

Het gaat hier om ondernemingen die aan beide van de volgende voorwaarden voldoen:

op basis van de huidige vaste kosten bedragen hun eigenvermogensvereisten minder dan 125.000 EUR;

op basis van de geraamde vaste kosten bedragen hun eigenvermogensvereisten minder dan 150.000 EUR.

Berekening vaste kosten als onderneming werkzaamheden niet gedurende een volledig jaar uitoefent

Als een beleggingsonderneming of een beleggingsonderneming met beperkte vergunning haar werkzaamheden niet gedurende een volledig jaar heeft uitgeoefend (inclusief de dag van bedrijfsaanvang), moet ze een in aanmerking kapitaal aanhouden van ten minste een kwart van de vaste kosten die haar programma van werkzaamheden zijn begroot, tenzij de bevoegde toezichtsautoriteit een aanpassing van dit programma verlangt (art. 97, lid 3, verordening (EU) nr. 575/2013).

Voor de berekening van de bestanddelen die ze moet aftrekken van de totale kosten na uitkering van winsten aan aandeelhouders, moet de beleggingsonderneming dan de geraamde vaste kosten gebruiken die in haar begroting staan voor de eerste 12 maanden waarin zij operationele activiteiten uitvoert, als ingediend met haar vergunningsaanvraag.

In werking

De gedelegeerde verordening (EU) 2015/488 treedt in werking op 13 april 2015.

Ze is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Bron: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/488 van de Commissie van 4 september 2014 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 betreffende eigenvermogensvereisten voor ondernemingen op basis van vaste kosten, Pb.L. 24 maart 2014, afl. 78, p. 1.

Zie ook:
- Gedelegeerde Verordening (EU) 241/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen betreffende eigenvermogensvereisten voor instellingen, Pb.L. 14 maart 2014, afl. 74.
- Verordening (EU) 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, Pb.L. 27 juni 2013, afl. 176;err., Pb.L. 2 augustus 2013, afl. 208;err., Pb.L. 30 november 2013, afl. 321 - art. 97
- Richtlijn nr. 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, Pb.L. 30 april 2004, afl. 145, p. 1;err., Pb.L. 16 februari 2005, afl. 45 (MiFID-richtlijn) - art. 4, Bijlage I