Pensioenkloof tussen zelfstandigen en werknemers verkleint

Het minimale rustpensioen voor een alleenstaande zelfstandige stijgt vanaf 1 april met 10 euro per maand naar 1.070,94 euro. Het overlevingspensioen stijgt met 7,17 euro naar 1.068,11 euro.

Daartoe wordt de wet op de harmonisering van de pensioenregelingen aangevuld. Het verschil met de pensioenen voor werknemers wordt dus wat kleiner. Het verschil voor een alleenstaandenpensioen wordt teruggebracht van 62,39 naar 52,39 euro. Voor een overlevingspensioen verkleint het verschil van 44,73 naar 37,56 euro.

Deze maatregel voert het regeerakkoord uit. Dat bepaalt dat de laatste overblijvende verschillen tussen de minimumpensioenen voor zelfstandigen en in het algemeen stelsel afgeschaft zullen worden.

Eigenlijk werd de gelijkschakeling van de minimumpensioenen voor zelfstandigen en werknemers al geregeld door een programmawet van eind vorig jaar. Die maatregel treedt pas in werking op 1 augustus 2016, maar uit een persbericht van de ministerraad blijkt dat er nu extra budget werd vrijgemaakt om die maatregel gedeeltelijke vroeger in werking te laten treden.

De perstekst geeft een overzicht van de pensioenbedragen. Ook de volgende stappen van de verhoging van het minimumpensioen komen aan bod. Dus: de verhoging op 1 april 2015, de aanpassing aan welvaart op 1 september 2015, en de volledige gelijkschakeling op 1 augustus 2016.

Bron: Koninklijk besluit van 27 maart 2015 tot wijziging van de artikelen 131bis, § 1septies en 131ter, § 1, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, BS 2 april 2015

Zie ook:
? Wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, BS 22 mei 1984
? Programmawet van 19 december 2014 , BS 29 december 2014 (art. 207-208 PW 2015)
? Persbericht van de ministerraad, 13 februari 2015, ?Gelijkschakeling van de pensioenen van de zelfstandigen met die van de loontrekkenden: de maatregel wordt vervroegd?