Nationale Bank en FSMA houden toezicht op centrale effectenbewaarinstellingen

De Nationale Bank van België (NBB) is vanaf 19 juni 2015 verantwoordelijk voor het verlenen van een vergunning aan en voor het toezicht op de centrale effectenbewaarinstellingen (central securities depository, afgekort: CSD's) in ons land. De NBB ziet vanaf dan ook toe op de naleving van de andere bepalingen van de CSD-verordening, met uitzondering van die bepalingen die specifieke bevoegdheden toekennen aan de autoriteiten die toezien op het handelsplatform.

De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) ziet er voortaan op toe dat de CSD's in België de regels naleven in verband met:

belangenconflicten;

het bewaren van hun vastleggingen;

de bedrijfsvoering (o.a. vereisten voor deelname, transparantie, procedures voor communicatie met deelnemers en andere marktinfrastructuren);

de bescherming van effecten van deelnemers en die van hun cliënten;

de vrijheid om bij een in de Unie vergunninghoudende CSD te emitteren;

de toegang tussen een CSD en een andere marktinfrastructuur.

De FSMA en de NBB kunnen in een overeenkomst praktische afspraken vastleggen voor hun samenwerking.

In werking

Het KB van 11 juni 2015 treedt in werking op 19 juni 2015.
Het wijst de bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de vergunning en het toezicht op de centrale effectenbewaarinstellingen.

Bron: Koninklijk besluit van 11 juni 2015 houdende aanwijzing van de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor het uitvoeren van de vergunning en het toezicht op de centrale effectenbewaarinstellingen, BS 19 juni 2015.

Zie ook:
Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012, Pb.L. van 28 augustus 2014, afl. 257 (CSD-verordening) - art. 11, art. 26, lid 3, art. 29, art. 32 tot 35, art. 38, art. 49 en art. 53.