Uitkering voor co-ouder bij omgezet moederschapsverlof

Bij overlijden of ziekenhuisverblijf van de moeder kan de vader of de co-ouder omgezet moederschapsverlof opnemen. Met co-ouder wordt bijvoorbeeld de meemoeder bedoeld of de samenwonende partner die het kind niet wettelijk heeft erkend . Tot nu heeft echter alleen de vader recht op een uitkering bij omgezet moederschapsverlof. De co-ouder niet. Een nieuw besluit werkt deze lacune weg zodat ook de co-ouder een uitkering kan krijgen.

Omgezet moederschapsverlof

Als de pas bevallen moeder overlijdt kan de vader of de co-ouder aanspraak maken op omgezet moederschapsverlof. Ook wanneer de moeder in het ziekenhuis wordt opgenomen, hebben zij dat recht.

Bij overlijden van de moeder is de duur van het omgezet moederschapsverlof beperkt tot het deel van de nabevallingsrust dat de moeder bij haar overlijden nog niet heeft opgenomen.

Bij hospitalisatie van de moeder start het omgezet moederschapsverlof ten vroegste vanaf de achtste dag van de geboorte. De hospitalisatie van de moeder moet al minstens zeven dagen duren. Het omgezet moederschapsverlof eindigt op het moment dat de moeder niet meer in het ziekenhuis verblijft. En in elk geval bij het verstrijken van de periode van de moederschapsrust die de moeder op het moment van haar ziekenhuisopname nog niet had opgenomen.

Aanvraag uitkering

Wie omgezet moederschapsverlof opneemt, krijgt daar een uitkering voor van de ziekteverzekering. Zowel de vader - wat al langer het geval was - als de co-ouder hebben daar recht op. Die uitkering komt in de plaats van bv. hun loon of werkloosheidsuitkering.

Om die uitkering te krijgen, moet de vader of de co-ouder een aanvraag indienen bij zijn ziekenfonds. Hij voegt daarbij een verklaring van het ziekenhuis.

Bij overlijden van de moeder staat in de verklaring dat de baby het ziekenhuis heeft verlaten.
Bij ziekenhuisopname van de moeder vermeldt de verklaring de datum waarop de moeder in het ziekenhuis is opgenomen. Daarnaast staat er ook in dat de baby het ziekenhuis heeft verlaten en dat de opname van de moeder langer duurt van zeven dagen.

Uitkering bij overlijden

Bij overlijden van de moeder wordt de uitkering voor de vader of de co-ouder berekend volgens de regels van de moederschapsuitkering, rekening houdend met de reeds verstreken duur van de moederschapsrust. De berekening gebeurt wel op basis van het brutoloon van de vader of co-ouder.

Concreet krijgt de vader of de co-ouder gedurende de eerste maand 82% van zijn brutoloon, gevolgd door 75% van zijn brutoloon. Dat laatste is begrensd.

Uitkering bij hospitalisatie

De moeder behoudt bij hospitalisatie haar moederschapsuitkeringkering.

De vader of co-ouder ontvangt een uitkering die gelijk is aan 60% van zijn brutoloon. Dat loon is begrensd.

Bij een werkloze vader of co-ouder is de uitkering gelijk aan de werkloosheidsuitkering die hij zou krijgen moest hij zich niet in het tijdvak van omgezet moederschapsverlof bevinden.
En bij wie arbeidsongeschiktheid is mag de uitkering wegens omgezette moederschapsrust niet lager liggen dan de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Uitbetaling

De vader of co-ouder krijgt de uitkering van het ziekenfonds waarbij hij is aangesloten.
Dat ziekenfonds kan bij het ziekenfonds van de moeder alle gegevens opvragen om het overblijvende gedeelte van de nabevallingsrust te kunnen bepalen.

Inwerkingtreding

Het KB van 11 juni 2015 treedt hoofdzakelijk in werking op 28 juli 2014. Dat is hetzelfde moment waarop het KB over de omzetting van moederschapsverlof in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie is aangepast aan de rechten van de co-ouder.

Bron: Koninklijk besluit van 11 juni 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, BS 26 juni 2015

Zie ook:
GVU-wet, art. 114