Buitenlandse beleggingsvennootschappen automatisch vrijgesteld van RV op Belgische interesten
Net zoals de Belgische beleggingsvennootschappen worden nu ook de beleggingsvennootschappen die gevestigd zijn in een andere EER-lidstaat, automatisch vrijgesteld van roerende voorheffing op de interesten van Belgische oorsprong die hun worden uitgekeerd of toegekend. Een KB van 27 september 2015 wijzigt daartoe het KB/WIB 1992.
Belgische beleggingsvennootschappen
Belgische beleggingsvennootschappen die aan bepaalde wettelijke voorwaarden voldoen, zijn automatisch vrijgesteld van roerende voorheffing (RV) op de interesten van Belgische oorsprong die hun worden uitgekeerd of toegekend (art. 116 en art. 118, KB/WIB 1992).
Beleggingsvennootschappen die aan dezelfde wettelijke voorwaarden voldoen, maar in het buitenland gevestigd zijn, kunnen niet van deze vrijstelling genieten, zodat op deze interesten in principe de RV van toepassing is die de Belgische fiscale wetgeving voorziet.
Bovendien kunnen beleggingsvennootschappen die gevestigd zijn in een andere Staat in het algemeen de aan de bron ingehouden Belgische belasting niet verrekenen.
De buitenlandse beleggingsvennootschappen worden dus zwaarder belast dan de Belgische beleggingsvennootschappen.
Deze discriminatie belemmert ook de vrije financiering van de kredietnemers, doordat een financiering door tussenkomst van een buitenlandse beleggingsvennootschap fiscaal duurder is dan een financiering door tussenkomst van een Belgische beleggingsvennootschap.
Ingebrekestelling
De Europese Commissie stelde België in gebreke omdat dit verschil in behandeling het vrij verkeer van kapitaal beperkt dat wordt gegarandeerd door het Verdrag WEU en het EER-akkoord.
Buitenlandse beleggingsvennootschappen
Een KB van 25 september 2015 breidt de automatische vrijstelling van RV nu uit tot interesten van Belgische oorsprong betaald aan beleggingsvennootschappen die gevestigd zijn in een andere EER-lidstaat (wijziging art. 116, KB/WIB 1992). Dit om hen op dezelfde manier te behandelen als de Belgische beleggingsvennootschappen en een beperking van het vrij verkeer van kapitaal te vermijden.
Artikel 116 van het KB/WIB 1992 luidt voortaan als volgt:
?Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot de in de artikelen 17 en 90, 6°, en 11°, van het WIB 1992 vermelde inkomsten, andere dan dividenden van Belgische oorsprong, die worden verleend of toegekend aan beleggingsvennootschappen:
1° als bedoeld in de artikelen 15, 148 en 271/10 van de 'wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen';
2° als bedoeld in de artikelen 190, 195, 257 en 298 van de 'wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders';
3° als bedoeld in bepalingen van buitenlands recht gelijkaardig aan deze in 1° en 2° en
- die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en
- die hun rechten van deelneming niet openbaar aanbieden in België.".
De voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling staan in artikel 118 van het KB/WIB 1992. Het KB van 27 september 2015 stemt ook deze voorwaarden af op de vrijstelling voor buitenlandse beleggingsvennootschappen.
Effecten aan toonder
Het nieuwe KB schrapt in artikel 118 van het KB/WIB 1992 ook de bepalingen die overbodig geworden zijn door de afschaffing van de effecten aan toonder (uiterlijk op 31 december 2013).
In werking
Het KB van 27 september 2015 is van toepassing op de inkomsten die toegekend of toegewezen zijn vanaf 1 december 2015.
Bron: Koninklijk besluit van 27 september 2015 tot wijziging van het KB/WIB 1992 betreffende de verzaking aavan de inning van roerende voorheffing, BS 1 oktober 2015.
Zie ook:
Koninklijk Besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (KB/WIB 1992) (art. 116, art. 118, § 1, 6°, derde streepje, eerste lid, c en art. 118, § 1, 6°, derde streepje, tweede lid)