Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag: fiscale vrijstelling van bedrijfstoeslag bij werkhervatting (art. 102-106 PW I)
De bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoedingen die een werknemer in het kader van het 'stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag' (het vroegere brugpensioen) van zijn gewezen werkgever ontvangt, worden sinds 1 januari 2016 vrijgesteld van inkomstenbelasting.
De fiscale vrijstelling geldt als deze bedrijfstoeslag en aanvullende vergoedingen worden verkregen voor een periode van werkhervatting bij een andere werkgever of van werkhervatting als zelfstandige.
Aanvullende vergoedingen
Het gaat hier om de aanvullende vergoedingen die een gewezen werknemer die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, ontvangt bovenop een werkloosheidsuitkering met bedrijfstoeslag (art. 31bis, eerste lid, 1°, eerste streepje, WIB 1992).
Bedrijfstoeslag
De 'bedrijfstoeslag' is degene bedoeld in:
de ?CAO nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen? (art. 4, § 3, tweede streepje), en
in een CAO die is gesloten overeenkomstig de CAO-wet en die voorziet in voordelen die op zijn minst gelijkwaardig zijn aan degene die in de voormelde CAO nr. 17 zijn vastgesteld.
(art. 31bis, tweede lid, 2°, WIB 1992).
Fiscale vrijstelling
Deze bedrijfstoeslag en aanvullende vergoedingen worden voortaan vrijgesteld van belasting indien ze worden verkregen voor een periode van werkhervatting bij een andere dan de vroegere werkgever of van werkhervatting als zelfstandige (nieuw punt 31° in art. 38, § 1, eerste lid, WIB 1992; art. 103, 1°, Programmawet (I) van 26 december 2015).
Periode van werkhervatting
Om de 'periode van werkhervatting' te bepalen, wordt de totale duur van de werkhervattingen in een maand uitgedrukt in aantal gepresteerde dagen omgezet naar een arbeidsregeling van 6 dagen, of 26 dagen voor een volledige maand.
Elke werkdag wordt in aanmerking genomen, ongeacht het aantal effectief gepresteerde uren, en de volledige periode gedekt door een arbeidsovereenkomst of een activiteit als zelfstandige in hoofdberoep wordt beschouwd als een periode van werkhervatting, ongeacht het aantal effectief gepresteerde dagen (nieuwe § 6 in art. 38, WIB 1992; art. 103, 2°, Programmawet (I) van 26 december 2015).
Belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten
Vermits de bedrijfstoeslagen en aanvullende vergoedingen bij werkhervatting worden vrijgesteld van inkomstenbelastingen en er voor vrijgestelde inkomsten geen belastingvermindering kan worden verleend, wordt de gecorrigeerde berekening van de 'belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten' op basis van artikel 147, eerste lid, 2°, a van het WIB 1992 beperkt tot de vergoedingen die niet voor de vrijstelling in aanmerking komen; dit zijn de aanvullende vergoedingen in het kader van een stelsel van werkloosheid met aanvullende vergoeding (SWAV) (pseudo-brugpensioen; art. 31bis, eerste lid, 1°, tweede streepje, WIB 1992).
(wijziging art. 147, eerste lid, 2°, punt a), WIB 1992; art. 105, Programmawet (I) van 26 december 2015).
Opheffing regeling voor periode tot 31 december 2007
Tenslotte schrapt de programmawet (I) in artikel 31bis, tweede lid van het WIB 1992 een regeling die gold voor de periode tot 31 december 2007.
Die regeling luidde als volgt:
?Voor de periode tot 31 december 2007, worden deze aanvullende vergoedingen gelijkgeschakeld met de in het eerste lid, 1°, bedoelde vergoedingen wanneer de regeling door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst of een individuele overeenkomst niet expliciet vermeldt dat er niets wordt doorbetaald bij werkhervatting?.
Omdat deze regeling niet langer relevant is, wordt ze opgeheven vanaf aj. 2017.
De verwijzing naar artikel 31bis, WIB 1992 in artikel 146, 3° van het WIB 1992 wordt ingevolge hiervan aangepast. Ook deze aanpassing geldt vanaf het aj. 2017.
(art. 102, art. 104 en art. 106, Programmawet (I) van 26 december 2015).
In werking
De vrijstelling geldt voor de bedrijfstoeslagen en aanvullende vergoedingen die vanaf 1 januari 2016 worden betaald of toegekend, voor zover ze geen betrekking hebben op periodes die deze datum voorafgaan.
Bron: Programmawet (I) van 26 december 2015, BS 30 december 2015 (art. 102-106)
Zie ook:
Wetboek van de inkomstenbelastingen (WIB 1992) (art. 31bis, tweede lid, art. 38, § 1, eerste lid en § 6, art. 146, 3° en art. 147, eerste lid, 2°)