Correctionalisering beïnvloedt strafvermindering bij verschoning niet (art. 25 Potpourri II-wet)
Doodslag, verwondingen en slagen zijn verschoonbaar. Een verschoningsgrond heeft belangrijke gevolgen voor de straf. Die daalt aanzienlijk. De strafverminderingsregels worden nu aangepast om de invloed van de correctionalisering op de strafvermindering te neutraliseren. Dat is nodig omdat alle misdaden voortaan correctionaliseerbaar zijn en dit zou kunnen leiden tot een te hoge strafvermindering.
Bij een misdaad waarop een maximumstraf van meer dan 20 jaar opsluiting staat, wordt bij het aannemen van een verschoningsgrond de straf verminderd tot gevangenisstraf van 1 jaar tot 5 jaar en een geldboete van 100 tot 500 euro. Ongeacht of die misdaad gecorrectionaliseerd is of niet.
Bij een andere verschoonbare misdaad - ongeacht of die al niet gecorrectionaliseerd is - bedraagt de gevangenisstraf 6 maanden tot 2 jaar en de geldboete 50 tot 200 euro.
Op verschoonbare wanbedrijven - die geen gecorrectionaliseerde misdaden zijn - staat een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en een geldboete van 26 euro tot 100 euro.
Een voorbeeld. Op een verschoonbare moord staat tot nu een gevangenisstraf van 1 jaar tot 5 jaar. Aangezien moord ook correctionaliseerbaar is - op grond van verzachtende omstandigheden - zou de correctionele rechter die ook een verschoningsgrond aanneemt een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden kunnen uitspreken (volgens de oude regeling). En dat is niet redelijk vindt de wetgever. Vandaar de neutralisering van de correctionalisering op de strafvermindering. Waardoor de correctionele rechter die een verschoningsgrond aanneemt bij moord een gevangenisstraf van 1 jaar tof 5 jaar moet opleggen.
Artikel 25 van de wet van 5 februari 2016 is in werking getreden op 29 februari 2016.
Bron: Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016 (art. 25 Potpourri II-wet)
Zie ook:
Strafwetboek (art. 414)