Meer tijd voor hoger beroep in strafzaken (art. 88-91 Potpourri II)

Wie hoger beroep aantekent in strafzaken, heeft daar sinds 1 maart 30 dagen de tijd voor. Dat is dubbel zo lang dan vroeger. Maar die extra tijd is nodig. Sinds begin deze maand geldt immers de grievenplicht waarbij precies moet worden aangegeven op welke punten en om welke redenen de in eerste aanleg gewezen beslissing moet worden gewijzigd. En dat vraagt heel wat extra opzoekwerk en administratie.

Termijn volgappel

De wetgever verlengt trouwens niet alleen de algemene termijn om hoger beroep in te stellen, het Openbaar Ministerie krijgt extra tijd om een volgappel in te stellen. Concreet gaat het om een bijkomende termijn van 10 dagen nadat de beklaagde of de burgerrechtelijk aansprakelijke partij hoger beroep heeft ingesteld. De wijziging komt er omdat in het verleden de verdediging in sommige gevallen over een ruimere beroepstermijn beschikte dan het openbaar ministerie. Voor de verdediging begint de termijn immers te lopen vanaf de betekening, terwijl dit voor het openbaar ministerie is vanaf de beslissing zelf.

Hoger beroep tegen burgerlijke partij

Ook bij hoger beroep tegen de burgerlijke partij wordt de beroepstermijn verlengd. De burgerlijke partij heeft ook 10 dagen in plaats van 5 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen tegen de beklaagden en de burgerrechtelijk aansprakelijke personen die zij in de zaak wil doen blijven, onverminderd haar recht incidenteel beroep in te stellen.

Betekening beroep

In het verlengde van de nieuwe beroepstermijnen wijzigt ook de termijn voor de betekening van het beroep. Het openbaar ministerie bij het hof of de rechtbank die van het beroep kennis moet nemen, moet zijn beroep voortaan binnen de 40 dagen in plaats van 25 dagen betekenen aan de beklaagde, en de burgerrechtelijk aansprakelijke partij. Het exploot bevat dagvaarding. Voortaan gebeurt deze dagvaarding alleen in het kader van de procedure van onmiddellijke verschijning binnen zestig dagen te rekenen van de uitspraak van het vonnis.

Afstand van beroep

De mogelijkheid om afstand te doen van het ingesteld hoger beroep of het te beperken, wordt wettelijk verankerd in het Wetboek van Strafvordering. De partijen in het geding kunnen afstand doen van het ingesteld hoger beroep of het ingesteld hoger beroep beperken, met een verklaring, ingediend op de griffie van de rechtbank of het hof die van het hoger beroep kennis moet nemen. De verklaring kan in voorkomend geval ook worden gedaan op de griffie van de gevangenis of van het gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Van de verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt.

Van de afstand of beperking door het openbaar ministerie, worden de beklaagde - en in voorkomend geval de burgerlijke partij, of hun advocaten - binnen de 24 uren op de hoogte gesteld.

De partijen in het geding kunnen ook op de zitting afstand doen van het ingesteld hoger beroep of het ingesteld hoger beroep beperken.

De afstand of beperking van het ingesteld hoger beroep kan worden ingetrokken totdat er akte van is verleend door het hof of de rechtbank die van het hoger beroep kennis moet nemen. Ingeval van hoger beroep met betrekking tot de burgerlijke rechtsvordering, kan de partij tegen wie het hoger beroep gericht is, evenwel beslissen de afstand niet te aanvaarden indien incidenteel beroep is ingesteld.

Bron: Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016. (art.?88?91)

Zie ook
Wetboek van Strafvordering (art. 203 -205).