België strenger voor illegale handel in cultuurgoederen
Ons land kan de teruggave eisen van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze over de grens werden gebracht. In uitvoering van de Europese richtlijn 2014/60 geldt de teruggaveregeling voortaan voor méér cultuurgoederen, heeft ons land méér tijd om een vordering tot teruggave in te stellen, en moet de bezitter ?te goeder trouw?, bewijzen dat hij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het verwerven van het betwiste goed. De politiediensten, die de illegaal uitgevoerde goederen moeten opsporen, kunnen gebruikmaken van de Europese databank IMI. Een wet van 4 mei 2016 zet die richtlijn om in nationaal recht.
Voor álle cultuurgoederen
De uitvoer van cultuurgoederen die tot het artistiek, historisch of archeologisch patrimonium behoren, is onderworpen aan een uitvoervergunning. In het Vlaamse Gewest is die vergunningsplicht opgenomen in het Topstukkendecreet, en geldt ze ook voor de cultuurgoederen die over de gewestgrenzen worden gebracht.
Op goederen die onrechtmatig over de lands- of gewestgrenzen worden gebracht, is de Europese regeling op de teruggave van cultuurgoederen van toepassing. Maar dat regime geldt alleen voor goederen:
die behoren tot het nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit;
die na 31 december 1992 onrechtmatig buiten het grondgebied werden of worden gebracht; en
die voldoen aan bepaalde voorwaarden op het vlak van ouderdom en financiële waarde. Zo komen alleen archeologische voorwerpen, boeken en religieuze monumenten in aanmerking die minstens 100 jaar oud zijn. Geografische kaarten moeten zelfs 200 jaar of meer oud zijn. De aquarellen hebben een marktwaarde van minstens 30.000 euro; bij beelden is dat minstens 50.000 euro, enz.
In uitvoering van de Europese richtlijn schrapt de Belgische wetgever die laatste voorwaarde. Vanaf nu volstaat het dat het om een 'nationaal cultuurgoed' gaat, dat na 1992 illegaal over de landsgrenzen werd gebracht.
De EU-landen kunnen de regelgeving ook van toepassing maken op goederen die vóór 1 januari 1993 buiten het grondgebied werden gebracht, maar de federale wetgever heeft geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
Nationaal bezit?
Als de politie of douane een illegaal uitgevoerd kunstwerk op het spoor is gekomen of als een andere EU-lidstaat een illegaal uitgevoerd werk heeft ontdekt en het ons land op de hoogte heeft gebracht, hebben de bevoegde autoriteiten vanaf nu 6 maanden de tijd om te checken of het effectief om een 'nationaal cultuurgoed' gaat.
Tot nu bedroeg die termijn maar 2 maanden, en dat was veel te kort.
Meer tijd voor rechtszaak
De autoriteiten krijgen ook meer tijd om een vordering tot teruggave in te stellen bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Tot nu verviel het recht om een vordering in te stellen al na 1 jaar. Voortaan zal dat pas na 3 jaar zijn.
De termijn begint nog altijd te lopen vanaf de datum waarop ons land op de hoogte wordt gebracht van de plaats waar het goed zich bevindt en van de identiteit van de houder of bezitter ervan.
Het recht om een vordering in te stellen vervalt in elk geval 30 jaar nadat het cultuurgoed op onrechtmatige wijze buiten ons land is gebracht. De huidige uitzonderingen voor cultuurgoederen die deel uitmaken van openbare collecties en voor cultuurgoederen die zijn opgenomen in de inventarissen van godsdienstige instellingen of verenigingen die morele dienstverlening aanbieden, blijven behouden. Voor dat soort goederen geldt in sommige EU-landen een bescherming van minstens 75 jaar of is er zelfs helemaal geen verjaring mogelijk.
Alleen staten kunnen de teruggave vorderen volgens de Europese procedure. Particuliere eigenaars moeten nog altijd een burgerrechtelijke of strafrechtelijke vordering instellen volgens de nationale regels.
'Ik wist het niet'
Niet elke koper is zich ervan bewust dat hij een illegaal uitgevoerd kunstwerk aankoopt. Om die bezitters te goeder trouw toch enige bescherming te bieden, kunnen de rechtbanken een 'billijke vergoeding' toekennen aan de personen, instellingen of musea die hun onrechtmatig verworven bezit moeten teruggeven.
Hun goede trouw werd tot nu altijd vermoed, en wie zich op kwade trouw beriep, moest dat kunnen bewijzen. Maar die regeling wordt verstrengd. Als de bezitter een vergoeding wil krijgen, zal hij vanaf nu moeten bewijzen dat hij de 'nodige zorgvuldigheid heeft betracht bij de verwerving van het cultuurgoed'.
De rechter moet daarbij rekening houden met alle elementen van de verwerving. Bijvoorbeeld met:
de documentatie over de herkomst van het goed;
de vergunningen;
de hoedanigheid van de partijen (een antiquair of museum wordt geacht beter geïnformeerd te zijn dan een toevallige koper);
de prijs; en
de mate waarin de bezitter toegang had tot informatie over gestolen goederen.
Ons land mag de kosten voor de teruggave van het cultuurgoed en het bedrag van de billijke vergoeding terugeisen van de personen die verantwoordelijk waren voor het onrechtmatig verhandelen van het cultuurgoed.
Uitwisseling van informatie
De betrokken overheden mogen gebruikmaken van een specifieke module van het Europese Informatiesysteem Interne Markt (IMI) wanneer zij informatie willen uitwisselen, overleg willen plegen, of informatie over de gestolen goederen willen verspreiden. De federale overheid zal in een koninklijk besluit nog de autoriteiten aanwijzen die het IMI mogen raadplegen.
Meer dan 10.000 voorwerpen
De praktijk leert dat het regime op de teruggave van cultuurgoederen - zoals het tot nu geregeld was - , weinig succes kent. Als er al eens sprake was van een effectieve teruggave, dan werd dat meestal 'in der minne' geregeld, zonder gerechtelijke tussenkomst.
Tussen 2008 en 2011 werd ons land maar één keer door een andere lidstaat aangezocht om bepaalde kunstwerken terug te geven. Het verzoek werd toen ingesteld door Bulgarije, maar de gezochte voorwerpen werden niet teruggevonden.
België vroeg zelf tweemaal om bepaalde (religieuze) voorwerpen op te sporen, één keertje aan Nederland, en één keertje aan Griekenland, maar in beide gevallen bleken de gezochte objecten spoorloos verdwenen te zijn.
Nochtans is een betere regeling meer dan nodig. Hoewel geen enkele EU-lidstaat exact kan zeggen hoeveel nationale cultuurgoederen er de voorbije jaren verdwenen zijn, geven de cijfers van Tsjechië en Griekenland toch enige indicatie. Praag identificeerde tussen 1995 en 2011, 189 nationale cultuurgoederen die zich onrechtmatig in een andere EU-lidstaat bevonden, maar de Tsjechen troffen op het eigen grondgebied ook 243 cultuurgoederen uit de andere lidstaten aan met een illegale herkomst. Griekenland speurde tussen 2008 en 2011 naar 274 iconen, 44 architecturale voorwerpen uit de Romeinse, Byzantijnse of post-Byzantijnse tijd, 1 schilderij uit de XXe eeuw, 5 klassieke vazen, 8 munten en 23 liturgische voorwerpen...
Richtlijn 2014/60, die aan de basis ligt van de huidige wijzigingswet, had op 18 december 2015 moeten omgezet zijn in nationaal recht, maar ons land haalde die deadline niet.
In werking:
2 juni 2016 (d.i. 10 dagen na publicatie).
Bron: Wet van 4 mei 2016 tot wijziging van de wet van 28 oktober 1996 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijn gebracht, BS 23 mei 2016.
Zie ook:
Wet van 28 oktober 1996 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijn gebracht, BS 21 december 1996 (in de versie tot voor de wijziging door de wet van 4 mei 2016).
Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (herschikking), Pb.L. 28 mei 2014, afl. 159.