Grondwettelijk Hof vernietigt gunstige cumulregeling rustpensioen - beroepsinkomsten overheid

Het Grondwettelijk Hof heeft de gunstige cumulregeling rustpensioen ? beroepsinkomsten voor de publieke sector definitief naar de prullenbak verwezen. De bepalingen uit de Programmawet van 28 juni 2013 werden eind december 2015 immers alleen geherformuleerd. Inhoudelijk is de nieuwe versie identiek aan de bepalingen die ook al in 2014 werden vernietigd. Het Hof kan dan ook niet anders dan art. 7 en 8 van de wet van 18 december 2015 te vernietigen. Drie maanden geleden werd de toepassing van de bepalingen al geschorst om dezelfde redenen.

Cumul overheidspensioen - beroepsinkomsten

Op basis van artikel 80 van de Programmawet van 28 juni 2013 kunnen ambtenaren die voor hun 65ste op rust werden gesteld en die geen loopbaan van minstens 45 kalenderjaren tellen, hun rustpensioen cumuleren met beroepsinkomsten die 7.570, 6.056,01 of 7.570 euro niet overschrijden. Die plafonds gelden tot ze de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Na hun 65ste kan hun rustpensioen onbeperkt worden gecumuleerd met beroepsinkomsten.

Soepeler regeling

De wetgever heeft voor 3 categorieën van gerechtigden een gunstigere regeling ontworpen met hogere plafonds. Oorspronkelijk was die gunstige regeling van toepassing voor ambtenaren die 'om een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid' voor hun 65ste op rust werden gesteld.

Die situatie werd echter aangekaart bij het Grondwettelijk Hof door een aantal gewezen militairen die omwille van een lichamelijke ongeschiktheid ambtshalve op pensioen werden gesteld. Zij vielen immers buiten het toepassingsgebied van de gunstige regeling. Een onverantwoord verschil, oordeelde het Hof destijds. Beide categorieën van personen die vóór de leeftijd van 65 jaar ambtshalve op rust worden gesteld, bevinden zich in een soortgelijke situatie in zoverre zij, om een reden die onafhankelijk is van hun wil, op rust worden gesteld op een leeftijd waarop de andere ambtenaren nog kunnen werken en nog de inkomsten van hun arbeid kunnen genieten. Bovendien heeft de uitsluiting onevenredige gevolgen aangezien die categorie van personen per definitie geen volledig pensioen genieten en dus het risico lopen zich in een kwetsbare situatie te bevinden. De zinssnede ?om een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid' werd daarom vernietigd.

Leeftijdsgrens

Met de wet van 18 december 2015 wilde de wetgever de situatie herstellen. De categorie van gerechtigden werd daarom geherformuleerd. De gunstige regeling werd van toepassing op ambtenaren met een rustpensioen die vóór de leeftijd van 65 jaar ambtshalve op rust werd gesteld 'wegens leeftijdsgrens'. De regeling werd retroactief van toepassing vanaf 1 januari 2013.

Maar al van bij het ontwerp, had de Raad van State opmerkingen bij deze formulering. Inhoudelijk was de bepaling immers identiek aan de eerder door het Grondwettelijk Hof vernietigde versie.

Opnieuw werd de situatie aangekaart bij het Hof en voor de tweede keer volgde het Hof de stelling van de verzoekers. 'De bepaling werd dan wel geherfomuleerd, de nieuwe bepaling brengt geen enkel nieuw gegeven naar voor op basis waarvan het oordeel inzake de ongrondwettigheid zou kunnen worden herzien'. Het verschil in behandeling blijft ook in de nieuwe regeling bestaan. Op 21 april 2016 werd de toepassing van artikelen 7 en 8 van de wet van 18 december 2015 daarom geschorst. Dezelfde redenen liggen nu aan de basis voor vernietiging.

Bron: GwH 14 juli 2016, nr. 112/2016.

Zie ook
Wet van 18 december 2015 betreffende de assimilatie van een periode van non-activiteit van bepaalde leden van de geïntegreerde politie voor de loopbaanvoorwaarde om met vervroegd pensioen te vertrekken, betreffende de cumulatie met een pensioen van de publieke sector, betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden en betreffende de pensioenen van het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart, BS 24 december 2015.
GwH 21 april 2016, nr. 54/2016 .
GwH 30 oktober 2014, nr. 158/2014 .