Recht op juridische tweedelijnsbijstand strikter beoordeeld

Het recht op juridische tweedelijnsbijstand wordt voortaan alleen nog toegekend aan mensen die het echt nodig hebben. Er wordt rekening gehouden met bijna alle bestaansmiddelen van de aanvrager. Rechtzoekenden moeten trouwens voortaan een soort remgeld betalen. Bij de aanstelling van de advocaat én bij het opstarten van de procedure.

Inkomen

Een eerste groep van mensen die recht heeft op kosteloze of gedeeltelijk kosteloze juridische tweedelijnsbijstand zijn mensen met een laag maandelijks netto-inkomen. Om de inkomsten vast te stellen wordt voortaan gekeken naar alle mogelijke inkomsten van de betrokkene: niet alleen beroepsinkomsten, maar ook inkomsten van onroerende goederen, inkomsten van roerende goederen en diverse inkomsten, kapitalen en voordelen. Alleen de kinderbijslag en de enige en eigen woning blijven buiten schot.
Ook met lasten die voortvloeien uit een overmatige schuldenlast wordt rekening gehouden.

Belangrijke nieuwigheid is ook dat - bij de beoordeling of al dan niet aan de inkomensvoorwaarden is voldaan - voortaan ook rekening wordt gehouden met zaken waaruit blijkt dat de betrokkene er financieel beter voorstaat dan uit zijn bestaansmiddelen blijkt.

Sociaal statuut

Voor een aantal categorieën van mensen gaat men ervan uit dat zij onvoldoende bestaansmiddelen hebben. Zij hebben automatisch recht op gratis juridische tweedelijnsbijstand. Maar tegenbewijs blijft mogelijk.

Het gaat om volgende nieuwe categorieën:

mensen die een leefloon of maatschappelijke bijstand krijgen. Mits ze een geldige OCMW-beslissing voorleggen;

mensen met een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Met overlegging van het jaarlijks attest van de RVP;

mensen met een inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten. Mits overlegging van de beslissing hierover;

mensen met een kind ten laste dat gewaarborgde kinderbijslag geniet. Hier moet een attest van Famifed voorgelegd worden;

huurders van een sociale woning. In het Vlaams en Brussels gewest moet de huurder een huur betalen die overeenkomst met de helft van de basishuurprijs; in het Waals Gewest betaalt hij een minimumhuur. De laatste huurberekeningsfiche moet overgelegd worden.

Daarnaast zijn er - net als vroeger trouwens - nog enkele andere categorieën waarvan men denkt dat hun bestaansmiddelen onvoldoende zijn. Het gaat bv. om gedetineerden, geesteszieken of asielaanvragers. Ook hier is evenwel het tegenbewijs mogelijk.

Minderjarigen

Voor mindejarigen is de juridische tweedelijnsbijstand altijd volledig gratis.

Informatie

Het bureau voor juridische bijstand kan altijd informatie opvragen om na te gaan of de voorwaarden voor juridische tweedelijnsbijstand vervuld zijn. Zowel bij de betrokkene zelf als bij derden. Ook bij overheidsdiensten. Het kan bv. gaan om het laatste aanslagbiljet.

Remgeld

Om overconsumptie te vermijden wordt er een 'remgeld' ingevoerd. Het gaat om twee symbolische bijdragen die de rechtzoekende moet betalen aan de advocaat:

20 euro bij de aanstelling van de advocaat. Dat bedrag moet niet betaald worden ingeval advocaten elkaar opvolgen;

30 euro bij het opstarten van een procedure, en dit per aanleg. Wat betekent dat de rechtzoekende opnieuw 30 euro zal moeten betalen wanneer hij in beroep gaat.

Een aantal mensen is vrijgesteld van die bijdrage. Ofwel automatisch (bv. minderjarigen, asielaanvragers?) ofwel na een beslissing van het bureau voor juridische bijstand (bv. bij een opeenstapeling van procedures).

Inwerkingtreding

Het KB van 3 augustus 2016 treedt in werking op 1 september 2016.

Bron: Koninklijk besluit van 3 augustus 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand, BS 10 augustus 2016

Zie ook:
Gerechtelijk Wetboek (art. 508/7 e.v.)