Focus op de fiscale en sociale bepalingen uit de tweede halfjaarlijkse programmawet van 2016 (art. 1-27 PW II)

De tweede halfjaarlijkse programmawet van 2016 is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 16 augustus 2016. Ze bevat enkele nieuwe maatregelen op het vlak van fiscaliteit en sociale zaken.

De Programmawet (II) van 3 augustus 2016:

machtigt de Koning om vanaf 26 augustus 2016 (wijziging AICB-wet): de toelating tot het verhandelen van rechten van deelneming van een institutionele alternatieve instelling voor collectieve belegging (AICB) met een vast aantal rechten van deelneming op een MTF, of op een ?gereglementeerde markt? die toegankelijk is voor het publiek, te beperken of te verbieden; institutionele beleggingsvennootschappen met een vast aantal rechten van deelneming toe te laten om te worden opgericht onder andere maatschappelijke vormen; de verplichtingen en de voorwaarden vast te leggen met betrekking tot de inschrijving van de institutionele AICB?s op een lijst gehouden door de FOD Financiën, vooraleer ze hun werkzaamheden aanvatten, gelet op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij geopteerd hebben; vast te leggen volgens welke regels de institutionele AICB's met veranderlijk en vast aantal rechten van deelneming hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opstellen en openbaar maken;

onderwerpt de institutionele AICB?s met een vast aantal rechten van deelneming (bedoeld in art. 288 van de AICB-wet), die als uitsluitend doel de collectieve belegging hebben in vastgoed, aan hetzelfde fiscaal regime als datgene dat van toepassing is op de gereglementeerde vastgoedvennootschappen (GVV?s) (inkomstenbelastingen, btw, diverse rechten en taksen en successierechten). Deze fiscale bepalingen treden in werking vanaf het aanslagjaar 2016 op de verrichtingen en toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten vanaf 1 juli 2016;

wijzigt de reglementering over de verplichte voorafbetalingen. Vanaf het aanslagjaar 2018 zal de basisrentevoet, die gebruikt wordt bij de berekening van de belastingvermeerdering bij geen of onvoldoende voorafbetalingen, nooit minder bedragen dan 1% (wijziging art. 161, WIB 1992). Daardoor bedraagt het vermeerderingspercentage ook automatisch altijd minimum 2,25%. Vanaf het aanslagjaar 2018 wordt er ook geen vermeerdering meer toegepast wanneer het berekende bedrag ervan lager is dan 0,5% van de belasting waarop zij is berekend of 50 euro (momenteel bedraagt dit 1% of 25 euro) (wijziging art. 163, WIB 1992);

brengt de ?wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken? (art. 31 en art. 32) in overeenstemming met de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever door het op vraag van de werknemer niet in te halen overurenkrediet in de horecasector automatisch via wet op te trekken tot 300 of 360 uren, al naargelang het gebruik van een ?witte kassa?. Vanaf 1 januari 2016 worden de 91 overuren die een voltijdse werknemer kan laten uitbetalen in plaats van ze in te halen, dus automatisch door de wet zelf verhoogd tot 300/360 uren. Er moet dus geen sectorale CAO meer voor afgesloten worden.

Bron: Programmawet (II) van 3 augustus 2016, BS 16 augustus 2016 (art. 1-27)