De rechter bepaalt de opzeggingsvergoeding met wat bekend is op het moment van de opzegging

Als de partijen een overeenkomst willen verbreken maar geen opzeggingsmodaliteiten bepaalden, moeten ze dit later overeenkomen. Bij gebrek aan een akkoord is het de rechter die uitspraak doet. Dat moet gebeuren op basis van de situatie bij beƫindiging van de overeenkomst.

De rechter bepaalt de opzeggingsvergoeding met wat bekend is op het moment van de opzegging

Het ging om een geschil tussen een tandarts en een organisatie die tandzorg aanbiedt. Hun samenwerking duurde 25 jaar, maar door een incident werd hier een einde aan gemaakt. Hun samenwerkingsovereenkomst was mondeling, waardoor er geen opzeggingsmodaliteiten waren vastgelegd.

Beide partijen wilden op korte termijn de samenwerking stopzetten, maar ze vonden geen akkoord met betrekking tot de opzeggingsvergoeding. Het was dus de rechter die over deze vergoeding moest oordelen.

Deze besliste dat er geen opzeggingsvergoeding verschuldigd was, gezien de tandarts maar een beperkt financieel nadeel had geleden en zelf akkoord ging om een einde te maken aan de overeenkomst.

Het Hof van Cassatie vernietigde deze beslissing. De rechter moest de beoordeling immers doen rekening houdende met het moment van de opzegging van het contract, en niet op basis van feiten die achteraf bekend zijn geworden.